Archief

Streekhistorie: Herberg De Vergulde Valk in Monster

Op de hoek van het Kerkplein en de Molenstraat in Monster stond vroeger een herberg, genaamd De Valk. Meestal vinden we de herberg in de archieven echter terug onder de naam De Vergulde Valk. In 1630 is Philip Cornelisz. er waard. Vanaf 1635 wordt Cornelis Jacobsz. Colen als waard genoemd. Deze is ook substituut-schout en pachter van de kerkelijke accijns op bier en wijn. In 1641 blijkt hij verantwoordelijk te zijn voor het ijken van maten en gewichten en het uitdelen van laken, brood en turf. Een wat vreemde combinatie van functies voor een herbergier, maar in die tijd keek men daar in het geheel niet van op.

In 1658 wordt iemand op beschuldiging van diefstal in verzekerde bewaring gehouden boven op een kamertje in De Vergulde Valk. Op dat moment is Pieter van der Meer er waard. In de volgende eeuwen wisselt de herberg verschillende keren van eigenaar. Volgens een in 1862 opgemaakte boedelbeschrijving is Jan Duyndam, tuinier in Monster, dan eigenaar van de herberg. Hij is waarschijnlijk de verhuurder en zal niet zelf achter de tap hebben gestaan.

Het pand is in de twintigste eeuw gedurende enkele generaties in bezit geweest van de familie Troost, die er een sigarenzaak dreef. In een achter de zaak geleden pandje was Wim Troost in de tweede helft van de vorige eeuw als laatste telg van de familie die daar woonde ook actief als fietsenmaker. Het was een geliefd ontmoetingspunt voor de bromfietsjeugd die er vaak zelf aan hun brommer mocht sleutelen. In 1996 is het gebouw gesloopt en door de toenmalige eigenaar, opticien Van Kessel, in oude stijl herbouwd. Tegenwoordig, we schrijven 2016, is Ogenblikje Optiek van eigenaar Sem Kittel er gevestigd.

De sloop van het gebouw in 1996 was voor de werkgroep Oud-Monster een mooie gelegenheid om op deze plaats in de oude dorpskern een noodopgraving te verrichten en de ondergrond van het terrein in kaart te brengen. De eigenaar heeft daaraan bereidwillig medewerking verleend. In die tijd was het nog geen regel dat de eigenaar van een pand of van een stuk bouwgrond ruimte moest geven voor archeologisch onderzoek. Vlak voor de sloop is ook een bouwhistorisch onderzoek verricht.

Uit het bouwhistorisch onderzoek is naar voren gekomen dat de gelagkamer van de herberg op de hoek van de Molenstraat en het Kerkplein lag. De oorpsronkelijke zoldering van de herberg was nog grotendeels aanwezig. De oude houtconstructie van de zoldering bestond uit eenvoudige eiken balken, die ongeveer een meter uit elkaar lagen.

Rechts naast de herberg was aanvankelijk een erf met stalling. Op die plek is in de achtiende eeuw een huisje met kelder gebouwd. Het hele complex, dus herberg met naastliggend huisje, kreeg later een extra verdieping en een nieuw dak. Daarna is er tot de sloop in 1996 weinig meer aan het uiterljk van het tot één geheel geïntegreerde pand veranderd. Met de dorpspomp uit 1748 voor de deur is de voorgevel in het begin van de twintigste eeuw op een fraaie ansichtkaart vereeuwigd.



Tijdens de opgraving zijn fraai gekleurde tegels aangetroffen met populaire motieven, zoals tulpen en druiventrossen. Deze tegels uit circa 1630 waren op een gevarieerde manier gemaakt, keurige exemplaren naast slordige en slecht geglazuurde tegels. Het geheel moet een grote levendige tegelwand hebben gevormd voor de schouw van de herberg. Later zijn veel brokstukken van deze tegels gebruikt om de vloer van de herberg op te hogen, wellicht tegen het uitlekkende regenwater vanuit de hoger gelegen kerkheuvel.

Ook zijn er Delftsblauwe tegels gevonden met bekende afbeeldingen, zoals een vrouw die gevogelte aan het spit rijgt en een wandelaar. In het naastgelegen huisje zijn resten aangetroffen van een fraai mangaankleurig tegeltableau uit de negentiende eeuw. Alle tegels zijn overgewit toen ze uit de mode raakten en uiteindelijk gebruikt als ophoging. Er moest dus bij het verwerken van de opgravingsresultaten heel wat worden geschuurd om een en ander weer zichtbaar te maken.

Vlak onder de begane grond vloer van de voormalige herberg werd een haardplaats aangetroffen, waaronder zich boven elkaar twee ingegraven aspotten bevonden. De onderste aspot dateerde uit de vijftiende eeuw en de bovenste aspot uit de zeventiende eeuw. Het was in die tijd gebruikelijk om 's avonds na sluitingstijd van de herberg de smeulende resten van de open haard in een uitsparing te vegen, waaronder een aspot stond. Dat deed men om het gevaar van brand te beperken. Voor zo'n aspot werd afgekeurd of gebroken grof vaatwerk gebruikt. In de gevonden aspotten bevonden zich naast as ook aardewerkresten en delen van aardewerk pijpen. Heel wat bezoekers van de herberg die een ongelukje hadden bij het roken van hun pijp hebben kennelijk door de jaren heen de brokstukken van hun pijp in het vuur van de open haard gegooid.



Op ongeveer een meter onder het straatniveau werd er een rode plavuizen vloer uit de zestiende eeuw gevonden. In die tijd was de bebouwing nog van hout. De lichte funderingsconstructie heeft begin zeventiende eeuw plaatsgemaakt voor een zwaardere toen de in steen uitgevoerde herberg werd opgetrokken.

Achterin de herberg was een diepe kelder en ook het naastgelegen huisje had een kelder. Er zijn geen resten van een kaasbank of melkput in de kelders gevonden, dus van een boerderijfunctie is geen sprake geweest.

Het perceel is in de loop der eeuwen op sommige plaatsen tot meer dan 2,5 meter opgehoogd. Deze sterke ophoging komt deels doordat Monster in de Middeleeuwen in een golvend duingebied lag. Nog steeds is duidelijk te zien dat de Hervormde kerk in het centrum van Monster op zo'n hoog duin is gebouwd. Het rond de kerk liggende duingebied is in de loop der jaren afgevlakt en de lager liggende delen zijn opgehoogd met afval en puin. Het laagste punt vormde het riviertje de Booma dat ooit door de Monsterse dorpskern stroomde. De Booma voerde vanuit de duinen regenwater af naar de Maas die vlak onder Monster in zee uitmondde. Door de verzanding van de Maas veranderde ergens in de twaalfde en dertiende eeuw de loop van de Booma in noordelijke richting om uiteindelijk via het Westlandse stelsel van waterwegen bij Maassluis uit te wateren in de Maas. Het is allemaal lang geleden en wellicht enigszins speculatief, maar gezien de forse ophogingslaag onder herberg De Vergulde Valk is het heel goed mogelijk dat deze indertijd is gebouwd op de opgevulde oude bedding van de Booma.

Er zijn verschillende opvallende vondsten gedaan in de dertiende- en veertiende-eeuwse bewoningslagen onder de herberg. Zo is een zogenaamde glis aangetroffen. Dit is een uit een dierenbot vervaardigde schaats. Ook is op grote diepte, ongeveer op de rooilijn van het Kerkplein, een paardenschedel uit die tijd gevonden. Men kan zich afvragen of daaraan wellicht een bijzondere betekenis moet worden toegekend. Andere middeleeuwse vondsten waren, naast baksteen- en natuursteenfragmenten, lederen delen van een riem en van schoenen, kinderspeelgoed vervaardigd van leisteentjes, een steengoedkruik, een complete tang van een smidse en een houten schaaltje. Bijzonder was ook de vondst van een natuurstenen fragment van een pilaar, mogelijk een afgekeurde pilaarsteen uit de tijd van de bouw van de kerk.



Door de grote diepte van de bouwput, noodzakelijk vanwege de geplande kelder onder de nieuwbouw, ontstond een een sterke grondwaterstroom. Dat leverde niet alleen gevaarlijk drijfzand op, maar ook instortingsgevaar voor het pand van de buren. Het belemmerde ook de opgravingswerkzaamheden. Hoewel de bouwers maatregelen troffen om de randen van de bouwput te steunen, werd het opgravingswerk te gevaarlijk en moest dit voortijdig worden beëindigd. De opgraving vond plaats met vrijwilligers in een tijd dat het nog geen standaard was om professionele bureaus in te schakelen om dergelijke werkzaamheden uit te voeren. Niettemin heeft deze noodopgraving waardevolle informatie opgeleverd, niet alleen over de geschiedenis van herberg De Vergulde Valk, maar ook over de vroege historie van de dorpskern van Monster.

Geschreven door: Wim Duijvestijn (Werkgroep Oud Monster)

Bronnen

A.A.G. Immerzeel, Archeologische kroniek van het Westland 1996. In: Historisch Jaarboek Westland 1997.

L.J.M. van den Ende, Herberg "De Vergulde Valk". In: Westlands StreekHistorie. Jaargang 9, nr. 1, februari 2000.

Met dank ook aan Hans Endhoven voor historische gegevens over herberg De Vergulde Valk.