Komst van de Mariastichting (Huize Maria) in Kwintsheul
Kwintsheul was tot 1957 een gedeeld dorp. Het lag in drie gemeenten: Wateringen, Monster en Naaldwijk. Door de afstand waren de Heulenaars het meest georiënteerd op Wateringen. De meesten waren in de negentiende eeuw katholiek en kerkten in de St. Jan de Doperparochie van Wateringen. De hechte gemeenschap kreeg het in 1870 voor elkaar een eigen (nood)kerk te bouwen op de plek van de huidige St. Andreaskerk.
Twintig jaar lang reed boer Koos van Schie pastoor Andreas van Lottum iedere zondag van Wateringen naar Kwintsheul en terug. Het duurde tot 10 oktober 1890 voor Kwintsheul een eigen parochie werd: de St. Andreasparochie. Hendricus Vorkotter werd pastoor en betrok de kleine houten, koude kosterswoning.
De Heulenaars lieten er geen gras over groeien. De pastoor, een soort burgemeester voor Kwintsheul, startte met zijn parochianen een actie om een pastorie te bouwen. De nu nog bestaande pastorie werd op 15 oktober 1891 opgeleverd. Hierna volgde de St. Andreaskerk, die na acht maanden bouwen in oktober 1893 kon worden ingewijd.
Vóór 1900 was er in Kwintsheul alleen een openbare school voor jongens, aan de Heulweg (oud Nederland 3, nu Bouwbedrijf Jongerius), toen nog gemeente Monster. In 1901 werd de leerplichtwet aangenomen en de meeste katholieke jongens en meisjes gingen in die tijd in Wateringen naar school. Er waren in 1907 al plannen voor een katholieke school in Kwintsheul, maar welke van de drie gemeenten wilde daar aan meewerken? Pas in 1909 verleende de gemeente Wateringen vergunning voor de 'leer- en bewaarschool' naast de kerk.
Vanaf 1910 vonden 130 leerlingen en 60 bewaarschoolkinderen hun weg naar deze school. Pastoor Vorkotter bekende "dat helaas alle pogingen om religieuze leerkrachten te verkrijgen, mislukt waren… maar we zullen later vermoedelijk niet zonder grote offers het leekenonderwijs ontslaan om religieuzen in hun plaats te stellen".
Bouw Huize Maria
De nieuwe pastoor, Adrianus Vinkesteijn, startte in 1915. Hij was een grote voorvechter voor de bouw van een tehuis voor bejaarden inclusief de huisvesting van religieuzen. In 1919 werd hiervoor al grond gekocht tegenover de kerk (in gemeente Monster) voor het bedrag van f 14.000. De pastoor ontving bij zijn veertigjarig priesterfeest een flinke som geld die hij bestemde voor de bouw. Met het kerkbestuur en de gemeente was veel overleg noodzakelijk.
Pas in 1925 kon voor de Mariastichting tot aanbesteding overgegaan worden op basis van een ontwerp van architect Adriaan Dessing uit Naaldwijk. Aannemer werd de heer Zwart uit Bergambacht voor f 21.950.
De voorkant van het tehuis aan de Kerkstraat was bestemd voor collectieve huisvesting voor zo'n 30 à 35 bejaarden en in de haaks hierop staande vleugel was de bewaarschool getekend. De vrouwenafdeling kwam op de begane grond in het tehuis en de mannenafdeling op de eerste verdieping; echtparen zaten zowel boven als onder.
De achttien kamers waren vooral aan de voorkant gelegen. De twee slaapzalen met ieder zes kleine ruimtes keken uit op de Prins Bernhardstraat (nu Pastoor Vinkesteijnstraat). In het midden was voor de zusters op de begane grond de refter, een eet– en recreatiezaal, en hierboven, op de eerste verdieping, lag de kapel. De negen zusters kregen een aparte slaapzaal boven de keuken. Op 9 april 1926 werd de eerste steen gelegd en op 18 november dat jaar werd Huize Maria opgeleverd. De zusters konden binnendoor langs de linnenkamer naar de bewaarschool lopen.
Zusters van de Voorzienigheid
Het kerkbestuur had daarvóór al contact gezocht met moeder overste van de Zusters van Voorzienigheid in Amsterdam. Al in 1852 had priester Pieter Hesseveld in Amsterdam een huis, genaamd Voorziening, voor 'verlaten meisjes' gesticht. Vier jaar later legden vier vrouwen hun professie af. Zij vormen de eerste zusters van de 'Congregatie der Arme Zusters van het Goddelijk Kind'. Oprichtster was Maria Stoot, welke later zuster Theresia werd genoemd.
In de twintigste eeuw verandert de naam in 'Congregatie der Zusters van de Voorzienigheid', naar het huis waar het is begonnen. Tot 1960 breidt de Congregatie uit, ook in Kwintsheul. Naast zorg en onderwijs zetten de zusters zich in voor bejaardenzorg, verpleging en gezinszorg.
Als een dochter als zuster toetrad, werd de lichamelijke en geestelijke gezondheid gecontroleerd. Maar er werd ook gekeken naar de financiële situatie van de familie, want men moest geld betalen aan de orde. Hoe meer, hoe gunstiger de mogelijkheden: weinig geld betekende poetsen en met meer geld mocht je les geven. Het belangrijkste wat deze zusters deden, was bidden en zingen. De toezegging was dat negen zusters van deze orde het tehuis in Kwintsheul zouden betrekken bij de oplevering.
Ontwikkeling Mariastichting
De verzorging van de bejaarden was de eerste taak van de zusters, die op 18 november 1926 het gesticht betrokken. De oplevering van het monumentale pand werd groots gevierd door de Heulse gemeenschap. Het tehuis kreeg al snel veel bewoners. Als je als oudje weinig geld had, dan sliep je op een slaapzaal met anderen. Maar had je wat meer te makken, dan was er wel een eigen kamer met slaapkamer. De leiding van de Mariastichting was in handen van een 'zuster superieure'.
Al op 21 november 1926 opende de stichting een naaischool onder leiding van zuster Pauline, welke pas 19 jaar oud was. Zuster Telentine en zuster Laurentia hadden de zorg voor de 4- en 5-jarige kleuters in een aparte bewaarschool. Voor de bewaarschool werd een aparte stichting opgericht met de naam 'Stichting St. Theresia', wellicht genoemd naar de oprichtster van de Orde. Later werd de kleuterschool bekend onder de naam 'De Speelhoek'. Naast de school lag ook de ziekenboeg waar zieke Heulenaars verzorgd werden door de zusters. Ook was er zuster Wilhelmus, een ‘werkzuster’ die allerlei karweitjes moest opknappen. De Heulenaars noemden het grote pand al snel Huize Maria.
Op 28 februari 1927 werd de prachtige kapel ingewijd. De kapel lag aan de achterzijde met uitkijk op een tuin, welke ommuurd was. Iedere morgen werd daar een dienst gehouden voor de bewoners en de zusters. In Huize Maria zat een hele grote keuken, waar eerst de zusters zelf kookten, maar later werd er een kok aangetrokken om het eten voor iedereen klaar te maken. In april 1928 ging pastoor Vinkesteijn met emiraat en nam zelf kort zijn intrek in de Mariastichting.
In 1929 werd een badinrichting in Huize Maria gemaakt, tegen betaling te gebruiken door Heulenaars.
Theresia van Avilaschool voor meisjes
Het rijke Roomse leven in Kwintsheul zorgde met de grote gezinnen voor veel kinderen die naar school moesten gaan. In 1932, pastoor Warnink was er toen twee jaar, werd besloten om een nieuwe school met vier lokalen aan de westzijde naast de Mariastichting te bouwen alleen voor 'nieuwe' meisjes. De meisjes die al op school zaten, bleven op de Andreasschool, waardoor dit na enkele jaren een jongensschool werd. De gemengde klassen verdwenen omdat de katholieke kerk wat 'preutser' werd. De bewaarschool was van de stichting Theresia en de meisjesschool kreeg waarschijnlijk daarom de naam van de heilige vrouw Theresia van Avila.
Zuster Jacobi stond voor de 7e klas en was de hoofdzuster. Al snel bleek de school toch te klein te zijn en werden er drie lokalen gebouwd bovenop de eerste vier lokalen. In de jaren vijftig werd de school nogmaals uitgebreid, waarbij de eerste verdieping even lang werd als de begane grond.
Huize Maria en de Tweede Wereldoorlog
Huize Maria was een rustige plaats voor alle bejaarden in Kwintsheul, maar in de oorlog was dat niet altijd het geval. Zeker op 15 februari 1941 toen één bom op het bejaardenhuis terecht kwam en één vlak voor Huize Maria. De laatste zorgde voor veel schade aan de weg, en het tehuis schudde op zijn grondvesten. De eerste bom ontplofte gelukkig niet; het was een blindganger.
Het zorgde wel voor paniek onder de oudjes en de nonnetjes. Direct moest men het gebouw verlaten en de gehele kern van Kwintsheul werd verboden gebied. Uniek was dat zelfs de zondagse kerkdienst werd verplaatst naar de veiling aan de Bovendijk. De bejaarden werden een week geëvacueerd.
Eerst moest de bom onschadelijk gemaakt worden, voordat men kon terugkeren. Er werd geen ruchtbaarheid aan gegeven. Door de censuur van de Duitsers mocht er niet over worden geschreven. Tijdens de oorlog was Huize Maria ook de locatie voor eerste hulp en verzorging van gewonden bij bombardementen.
In september 1944 werd de situatie in Kwintsheul als 'te gevaarlijk' beoordeeld en verhuisden de oudjes tot na de oorlog naar een veiliger plek in Voorburg. Kwintsheul lag namelijk in de tweede beveiligingsring om Hoek van Holland.
Bejaardenzorg in de jaren vijftig
Het bejaardenhuis was een groots en prachtig monument. In 1935 was er een personenlift geïnstalleerd en in 1953 werd een volautomatische op olie gestookte centrale verwarmingsinstallatie aangelegd, waarvan de ketel in de kelder was opgesteld.
De kosten bleven stijgen en daarom werden de huren van de diverse kamers in 1953 verhoogd met 15 procent. De prijzen waren in 1952 voor een 1e klas kamer f 1100,- per jaar, een 2e klas kamer f 880, - per jaar en een 3e klas kamer f 650,- per jaar voor één persoon. Bij twee personen lag dat 50 procent hoger. De zaalprijzen gingen van f 10,- per week naar f 12,-.
In de jaren vijftig werd een subsidieregeling, los van de armenzorg, noodzakelijk geacht. De financiële draagkracht van de bejaarden was veelal onvoldoende om de kostprijs van de bejaardenzorg te betalen. Vandaar dat een Katholieke Vereniging van Bejaardenhuizen werd opgericht - waarvan de Mariastichting ook lid kon worden - om dit te bewerkstelligen. Pas in 1957 kregen de gepensioneerden AOW.
Verbouw of nieuwbouw
Jarenlang was Huize Maria voor vele oude Heulenaars het huis waar ze hun laatste dagen doorbrachten. Pastoor Warnink, geboren in 1878, was eenvoudig opgevoed en zeker geen vooruitstrevende man. Vernieuwingen werden onder zijn leiding dan ook praktisch niet uitgevoerd.
In de jaren zestig bleek Huize Maria niet meer aan de eisen van de tijd te voldoen. De ontoereikende sanitaire voorzieningen waren verouderd en er was geen centrale voorziening voor warm water. De keukens en badkamers hadden gasgeisers. De vernieuwing in de woningbouw en de vraag naar steeds meer luxe door de bejaarden (en hun kinderen) betekende dat er discussie ontstond over verbouw of nieuwbouw. Omdat in gemeente Wateringen een zelfde situatie gaande was met het bejaardenhuis Huize Sint Jan, werd gezocht naar samenwerking.
Op 1 januari 1965 werd de gehele zorg van de aanwezige bejaarden en het gebruiksrecht van de Mariastichting voor vijf jaar overgenomen door de Stichting Huize Sint Jan. Verder werd afgesproken dat die stichting in genoemde periode passende nieuwe huisvesting met verzorging en verpleging mocht zoeken, maar wel binnen de grenzen van gemeente Wateringen.
Discussies over locatie nieuw tehuis
Het uitwerken van een plan om een geheel nieuw gebouw neer te zetten voor deze twee oude gebouwen duurde langer dan die vijf jaar. Mogelijk zouden Heulse bejaarden niet meer in hun eigen dorp kunnen blijven. De discussies liepen hoog op. Uiteindelijk werd besloten tot bouw van De Ark in Wateringen. De zusters zouden Huize Maria verlaten en het gebouw zou leeg komen te staan.
Wat te doen? In 1970 werd een taxatierapport opgesteld, waarbij gedacht werd aan verhuur of verkoop. Een particulier initiatief om er een dorpshuis voor de Heulse bevolking van te maken werd verworpen door de Stichting Dorpshuis Kwintsheul in verband met de hoge kosten. Medio 1971 verhuisden de Heulse bejaarden van Huize Maria naar De Ark. Het lege gebouw werd hierna nog enige tijd verhuurd als tijdelijk onderkomen voor de pupillen van het Haags kinderbeschermingsinternaat Groenestein.
De sloop van Huize Maria
Het Mariagesticht zag de sloopkogel eind oktober 1972 op zich af komen. Na ongeveer vijf weken gaapte er een groot gat in de Kerkstraat. De opdracht was van de Heulse Boerenleenbank. De definitieve koopakte met de Heulse parochie was niet eens getekend. Directeur C.J. Halverhout had dit afgesproken met het kerkbestuur van de St. Andreas. Op 19 december 1973 werd de koop officieel: Huize Maria, het bejaardenhuis, werd verkocht aan de Boerenleenbank en de bewaarschool met vergaderruimte aan de gemeente Wateringen. De bewaarschool met speelplaats was al verhuurd aan de Katholieke Schoolstichting.
De bestaande Heulse Boerenleenbank aan de Heulweg, tegenwoordig makelaarskantoor Rijnpoort, was te klein geworden. Maar de gewenste grootte van een nieuw pand was niet bekend, omdat er fusiegesprekken gaande waren tussen de Boerenleenbanken van Wateringen en Kwintsheul en de Raiffeisenbank van Wateringen.
In elk geval verdween zo al na 45 jaar het monumentale, gezichtsbepalende Huize Maria. Kwintsheul kreeg een heel ander dorpsgezicht!
Auteurs: Gerda Schoenmaker-Kuijpers en Chris Batist (die in april jl. is overleden), namens de Historische Vereniging Wateringen Kwintsheul (HVWK). Bronnen en foto's: Het archief en de boeken 'Grepen uit de geschiedenis' en '100 jaar' van St. Andreasparochie, het Jubileumboek '100 jaar Andreashof', Historisch Archief Westland en HVWK.