Het bootje van Prins
Op 31 oktober 1866 werd door de Prins van Oranje de eerste spade gestoken voor de Doorgraving van den Hoek van Holland, zoals de Nieuwe Waterweg toen genoemd werd. Op 26 november 1868 was men zover dat de laatste dam kon worden doorgestoken waardoor de gemeente ’s-Gravenzande er in feite een eiland bij kreeg: De Beer.
Er lag nu een smal kanaal met een bodembreedte van 10 meter en een diepte van 2 meter onder laagwater en het was de bedoeling dat dit kanaal door de werking van de stroom dieper en breder zou worden. Door verzandingen was er in juni 1870 echter nog een plek waar men ‘droogvoets’ kon oversteken met laagwater.
In december 1871 stond er door baggeren 6 meter water op deze plek. Uiteindelijk zou de Waterweg pas in 1896 de ontworpen breedte en diepte hebben.
Voor de rechter
In de Scheurpolder, direct ten oosten van De Beer, verrezen een paar grote pachtboerderijen. De bewoners hiervan waren dus inwoners van ’s-Gravenzande en later, na de annexatie op 1 januari 1914, van Rotterdam. Met een roeiboot moesten zij de Waterweg oversteken, maar dit was niet altijd mogelijk, zoals de heer H.J. Nijland in de eerste uitgave (1964) van zijn boek ‘Van niet tot iet’ schreef:
Op 4 december 1895 werd op de 'overkant' een kind geboren, een meisje, Johanna Maria de Koning, dochter van Jacob de Koning en Adriana Grisnigt. De vader kon, ten gevolge van het slechte weer - het stormde toen enkele dagen achtereen - de Waterweg niet met een roeiboot oversteken. Gevolg was, dat hij van de geboorte van dit kind niet binnen de door de wet vastgestelde termijn aangifte had kunnen doen op het gemeentehuis. Jacob de Koning moest voor dit feit voor de rechter verschijnen. Later werd, bij beschikking van de Rechtbank te Rotterdam het kind in het ’s-Gravenzandse bevolkingsregister ingeschreven; datum van aangifte 6 januari 1896. De Koning werd van deze overtreding vrijgesproken (duidelijk geval van force-majeur). Voor aangifte van geboorte en overlijden moest dus een reis naar 's Gravenzande ondernomen worden.
Vanaf 1907 was er een verbinding tussen Hoek van Holland en De Beer met een roeiboot met zeil. Recht tegenover de Berghaven stond een lange steiger waaraan werd gemeerd. Hoewel deze verbinding in principe alleen bestemd was voor medewerkers van Rijkswaterstaat werd iedereen die wilde betalen overgezet. De veerman was toen Jacob Westhoeve.
Later zette onder meer de reddingbootschipper J. Slis mensen over naar De Beer.
Een nieuwe veerman
Met ingang van 1 januari 1935 werd Arij Prins de veerman en zijn eerste passagier was postbode Van Oosten die post moest bezorgen bij de boeren in de Scheurpolder. Prins was daarvoor tweede schipper geweest op een zandzuiger en naar verluidt voelde hij er in eerste instantie weinig voor om over te stappen op de kleine vlet Berghaven waarmee de veerdienst toen werd uitgevoerd.
Toen hij in 1935 als veerman begon deed hij dat in dienst van Rijkswaterstaat. In 1950 werd het veer overgenomen door de gemeente Rotterdam, die zo nodig bijsprong met subsidie. Arij Prins voer nagenoeg altijd, weer of geen weer. Ook als er geen passagiers waren voer hij volgens de dienstregeling.
Toen er nog boerderijen in de Scheurpolder stonden werd op winterdagen 's zondags om 09.15 en 12.00 uur gevaren 'voor kerkdiensten', zodat dominees uit Vlaardingen, Kethel of Maassluis een huiskamerkerkdienst konden houden in een van de boerderijen in de Scheurpolder.
Ook schoolkinderen van de boerderijen werden naar Hoek van Holland overgezet en als er storm dreigde is het wel gebeurd dat Arij Prins 's middags de school waarschuwde dat ze de kinderen 'van de overkant' maar beter iets eerder konden laten gaan.
Na de oorlog werd De Beer ook per auto beter bereikbaar door de aanleg van de Brielse Maasdam (1950) en de Botlekbrug (1955). Doordat veel mensen het voormalige natuurgebied De Beer te voet of met de fiets vanuit Hoek van Holland bezochten was het in de jaren '50 in de zomermaanden vaak ontzettend druk, zodat de veerboot dan afgeladen voer. Buiten de dienstregeling werden dan ook extra overtochten gemaakt.
Zilveren jubileum
Op 1 januari 1960 vierde Arij Prins zijn 25-jarig jubileum als veerman. Hij had toen een kleine tweehonderdduizend overtochten gemaakt. Een overtocht kostte toen 30 cent.
Zijn eerste boot de 'Berghaven', was inmiddels vervangen door de 'Marycok' (30 personen). In deze naam kwamen alle namen van de familie Prins terug: man Arij, vrouw Mary, dochter Mary, oudste zoon Cok, jongste zoon Arij). Met Pinksteren 1958 werd de 'Europoort' (52 personen) in de vaart gebracht.
Inmiddels tekenden zich donkere wolken af voor de veerdienst want in 1958 was men begonnen met de aanleg van de Europoort en de veersteiger op De Beer lag precies in het midden van de geplande tijdelijke ingang van de Europoort. Bovendien zag het er naar uit dat het natuurgebied De Beer op termijn geheel zou verdwijnen.
Een andere aanlegsteiger
Tijdens de Tweede wereldoorlog was De Beer volgebouwd met Duitse bunkers. Materialen en arbeiders hiervoor werden overgezet via een door de Duitsers ingestelde veerdienst tussen speciaal aangelegde betonnen steigers in Hoek van Holland en Rozenburg. Deze steigers lagen ongeveer 800 meter bovenstrooms de Berghaven.
Tegen de betonnen steiger op Rozenburg werd een aanlegsteiger voor de veerdienst gebouwd. Deze aanlegsteiger lag echter aan de verkeerde kant van de Europoort waardoor het natuurgebied alleen nog te bereiken was via een grote omweg.
Hierdoor liep het aantal passagiers terug en doordat Arij Prins schipper kon worden op een van de peilvletten van Rijkswaterstaat besloot hij met ingang van 1 september 1962 zijn contract niet meer te verlengen. Na ruim 26 jaar voer hij op 31 augustus 1962 voor het laatst tussen Hoek van Holland en Rozenburg.
Overigens betekende dit niet het einde van de veerdienst want het contract werd overgenomen door de Roeiers Vereeniging Eendracht te Rotterdam, toen nog zonder het predicaat 'Koninklijke'. Deze nam de 'Marycok' en de 'Europoort' over. Van maandag tot en met zaterdag werden vier diensten per dag gevaren en op zondag twee.
Het aantal passagiers nam echter af en uiteindelijk maakte nog maar een enkeling gebruik van de veerdienst, die op een gegeven moment alleen nog op papier bestond.
Ongewenst bezoek
Hoek van Holland had in 1961 al kennis gemaakt met de Roeiers Vereeniging Eendracht. Toen in 1960 de eerste schepen in de Europoort kwamen waren daarbij uiteraard ook de diensten van de roeiers nodig, zij zijn immers degenen die de trossen naar de wal brengen, deze om bolders leggen, enz. Kennelijk werkten ze toen vanuit de Berghaven omdat er in de Europoort – die bestond toen nog alleen uit de 4e Petroleumhaven – nog geen gelegenheid was om hun roeiersvletten neer te leggen?
In augustus 1961 lieten zij zich overhalen door drie Italiaanse opvarenden van een tanker in de Europoort om ze mee te nemen naar Hoek van Holland om te 'passagieren'. Daar richtten deze Italianen grote schade aan op diverse vaartuigen en zij werden daarvoor tot drie weken gevangenisstraf veroordeeld. De Rijkshavenmeester verbood daarop de roeiers om gebruik te maken van de Berghaven.
Een nieuwe veerverbinding
Pas in 2008 kwam er weer een nieuwe veerverbinding tussen Hoek van Holland en 'de overkant'. De RET bracht in juli van dat jaar de Fast Fery 'De Nieuwe Prins' in de vaart. De naam was geen verwijzing naar een lid van het Koninklijk Huis maar naar 'het bootje van Prins' en de schipper Arij Prins, wiens dochter bij de ingebruikname aanwezig was. Maar ook op 'De Nieuwe Prins' was het 's zomers ontzettend druk terwijl in de wintermaanden maar een enkeling van het veer gebruik maakte.
In oktober 2021 werd duidelijk dat de veerdienst zou stoppen omdat de aanbesteding voor de voortzetting van de verbinding over het water op niets was uitgedraaid en eind van dat jaar viel het doek. In mei 2022 werd er opnieuw een veerverbinding geopend, deze keer met het 'Hoeksveer' en alleen in de zomermaanden. Ook in de zomers van 2023 en 2024 voer het 'Hoeksveer'.
Auteur: Henk van der Lugt - Historisch Genootschap Hoek van Holland