De berg op de begraafplaats
Midden op de begraafplaats Beukenhage aan de Naaldwijkseweg in 's-Gravenzande ligt een bergje. Daaromheen liggen graven, aan de westzijde de oudste van een aantal vooraanstaande 's-Gravenzandse families uit het begin van de vorige eeuw.
Aan de oostzijde ligt het graf van de slachtoffers van de veerboot Berlin, die de lijndienst van Hoek van Holland naar Engeland onderhield en in februari 1907 in de mond van de Nieuwe Waterweg verging. De berg is begroeid met bomen en struiken, die nu flink gesnoeid zijn, en er loopt een smal pad omhoog. Van bovenaf heeft men er vooral 's winters, als de bomen kaal zijn, een aardig uitzicht over de omgeving. Deze functie heeft de berg ook in het verleden gehad.
De berg is waarschijnlijk het restant van het natuurlijke duinlandschap van het Deunisveld, dat lag tussen de in de 13de eeuw opgeworpen Zanddijk en de huidige Sand-Ambachtstraat/Naaldwijkseweg. Dit natuurlijke duin, dat mogelijk dus al een hoger punt in dit gebied was, maakte in de 17de en 18de eeuw deel uit van de buitenplaats Vreedelust. Het duin werd in die tijd verhoogd om te dienen als uitkijkpunt over het omliggende landschap. De toenmalige eigenaar van de buitenplaats liet er een theekoepel op plaatsen. Onder het genot van een drankje had hij daar een prachtig uitzicht over de omgeving. Wanneer en door wie het koepeltje er op is geplaatst is niet bekend. Op een aquarel van de schilder Aert Schouman, uit ongeveer 1745, komt de koepel voor. De berg ligt direct rechts van de molen. De berg zal nu ongeveer 300 jaar oud zijn.
In de 17de en 18de eeuw kochten veel rijke handelaren, reders en hoge staatsdienaren uit de rond het Westland gelegen grote steden op het platteland een buiten waarop zij vaak een groot landhuis lieten bouwen. Rond deze landhuizen werden meestal uitgestrekte tuincomplexen aangelegd, met terrassen, gazons, bossages en vijvers. Ook werden er allerlei soorten fruit en bloemen gekweekt. Rond 's-Gravenzande lagen er in die tijd meer dan twaalf grote buitens, het grootste was Alsemgeest met een oppervlakte van ongeveer 40 hectare. Bekend zijn verder o.a. Vreeburg, Zuidwind en Ouwendijk. 's-Gravenzande was in die tijd dus al een populair recreatie- en vakantieoord! Verder waren deze buitens ook vaak bedoeld om indruk te maken op gasten.
Het onderhoud van deze buitens kostte enorm veel geld, als dat niet meer op te brengen was ging men over tot verkoop. In de archieven komen we dan ook geregeld koop- en verkoopakten tegen. Ook het buiten Vreedelust wisselt in de loop der tijd regelmatig van eigenaar. Het bergje met de koepel staat in deze akten steeds vermeld, misschien omdat dit een bijzonder aantrekkelijk onderdeel van het buiten was.
Ook op andere buitenplaatsen worden in die tijd kunstmatige uitkijkpunten gemaakt. Zo had de buitenplaats Vreeburg gelegen aan de noordkant van 's-Gravenzande een flinke berg. Deze berg was bedoeld om een groot aantal werklieden in een strenge winter werk te verschaffen door de vele geestlanden van de eigenaar af te laten zanden, om zo de grond te verbeteren. Vanaf de opgeworpen berg had hij dan zonder kijker uitzicht tot Katwijk en over het hele Westland. Ook kon hij de schepen zien die over de Maas voeren of voor Den Briel lagen.
Ook in de tuinen van de buitenplaats Zuidwind gelegen aan de zuidzijde van 's-Gravenzande is een indrukwekkende uitzichtberg aangelegd die voorkomt op een aquarel van Schouman en het buiten Deunisveld had op de hoek van de Zanddijk en de Zeestraat een hoog uitkijkpunt met een theekoepeltje.
Op 22 september van het jaar 1769 wordt de buitenplaats Vreedelust door Frederik Christoffel Willem Lodewijk, graaf van Bylandt, Vrijheer der Hooge en Vrije Heerlijkheid Mariënwaerdt, Collonel ten Dienste van de Staat der Vereenigde Nederlanden etc. etc., wonende te 's-Gravenhage verkocht aan Mr. Martin Wilhelm Hulle, wonende te Amsterdam.
Uit de verkoopakte blijkt dat het een flinke buitenplaats was. Verkocht werd: "de hofstede Vreedelust met desselfts HeerenHuysinge, Stal- Koets- en Tuynhuysing, Schuur en Barg etc. als meede de Coepel staande op 't Bergje mitsgaders alle de Broeij- en Moestuynen enz".
Op 10 augustus 1790 verkoopt de heer M.W.Hulle de hofstede aan Eduard Jacob Penning, Oud Hoofd-Officier, Oud-Raad Vroedschap Schiedam. In deze verkoopakte wordt onder andere vermeld: "mitsgaders een Coupel staande op een berg". Penning verkoopt de buitenplaats op 15 augustus 1793 weer door aan Allard Gerrit van Meurs, advocaat te Amsterdam. Ook in deze koopakte wordt de koepel genoemd. De koepel op de berg ziet er in die tijd fraai uit. In de koopakte lezen we: "Item in de Coupel op den Berg de zeven geschilderde Chineesche papieren in de vier hoeken en onder de vensters ( het beschilderde behang op de wanden) de gordijnen, stoelen, canapés en kussens aldaar......".
In 1824 is aan de buitenplaats Vreedelust het Overbosch, het westelijk van de Naaldwijkseweg gelegen deel van de buitenplaats Zuidwind, toegevoegd. Het buiten heet dan Oostduin. In die tijd staat er op de berg zelfs een "torentje of koepel" van twee verdiepingen, waarvan men een prachtig uitzicht had over de zee en de omliggende landerijen. Het buiten is dan in het bezit van de ‘s-Gravenzandse notaris J.P. de Fremery.
Hij verkoopt een deel ervan aan de gemeente waarop in 1873 de nieuwe begraafplaats aan de Naaldwijkseweg wordt aangelegd, die in de plaats kwam van de begraafplaats achter de Dorpskerk die van hogerhand gesloten moest worden. Zijn zoon James de Fremery schrijft aan het eind van de negentiende eeuw, dat dan "alleen het bergje met geboomte nog bestaat maar dat de koepel is afgebroken". Hij noemt het dan "'t Oostduins bergje". Notaris J.P. de Fremery, zijn echtgenote en een dochter liggen begraven aan westzijde van de berg (grafnummer 1). In de Tweede Wereldoorlog waren de Duitsers van plan om de berg af te laten graven, zij konden het zand elders goed gebruiken om o.a. bunkers mee te camoufleren. Zover is het gelukkig niet gekomen.
Onze berg op de begraafplaats is dus het laatste restant van een 18e eeuwse 's-Gravenzandse buitenplaats. Gezien het verleden van de berg mag het wel een “aardmonument” worden genoemd. Een aardkundig monument heeft overigens helaas geen status als een rijks- of gemeentelijk monument, maar is bedoeld om interesse voor het gebied op te wekken en de kennis over dit gebied onder een breder publiek te verspreiden.
Auteur: Jan Dahmeijer - Vereniging Oud 's-Gravenzande