Archief

De ramp met de Faustus: Waterweg geblokkeerd

Op 9 maart 1872 voer het eerste zeeschip door de Waterweg. Daarna is het slechts één keer voorgekomen dat de Waterweg geblokkeerd was en dit gebeurde in november 1952.

In de vroege ochtend van donderdag 6 november 1952 probeerde de kapitein van het Panamese schip Faustus zonder loods de Waterweg binnen te lopen. Het schip was in 1943 gebouwd door Bartram & Sons Ltd., South Dock, Sunderland, Engeland en was van het zogenaamde 'Empire Tramp'-type. Dit was een standaard schip en de Engelse tegenhanger van de Amerikaanse Liberty's en Victory's.

De eerste naam van het schip was Empire Prospero, in 1952 werd het omgedoopt in Faustus, dit was overigens de vijfde naam. Het schip had een lengte van 432', breedte 56'6", holte 34' (ongeveer 131,5m x 17,2m x 10,4m). Het mat 6.767 bruto registerton en werd voortbewogen door 2.500 pk triple-expansie stoommachine.

De Faustus was onderweg van Newport News in de Verenigde Staten naar Rotterdam met een lading kolen. Ter voorbereiding op een snelle lossing na aankomst had de kapitein de luiken al open laten leggen en de laadbomen laten 'toppen' (omhoog zetten). Toen het weer begon te verslechteren gaf hij opdracht de luiken weer te sluiten, maar aangezien dit een tijdrovend karwei was waren er, toen het schip bij Hoek van Holland aankwam, pas drie van de vijf luiken weer gesloten.

Er begon op dat moment een zware noordwesterstorm door te staan en door de hoge zeegang werd de loodsdienst van Hoek van Holland gestaakt net voordat het schip op de loodspost aankwam. Vanaf de wal werd met de seinlamp naar het schip geseind (er bestond nog geen marifoon) dat ze moesten proberen te blijven kruisen of voor anker te gaan. De kapitein besloot echter zelf de Waterweg binnen te varen en dan de loods bij de Berghaven aan boord te nemen.

Vanaf de Seinpost zag men dat op het schip onvoldoende rekening werd gehouden met de vloed in zee (noordoost gaande stroom) en dat het met de voorliggende koers ten noorden van de Noorderpier zou uitkomen. Met de seinlamp werd minuten achter elkaar de letter 'U' (u stuurt een gevaarlijke koers) naar het schip geseind, maar hierop werd niet gereageerd. Rond half vijf liep het schip aan de grond ten noorden van de Noorderpier.

De reddingboot komt in actie

Inmiddels was de reddingboot gewaarschuwd en de President Jan Lels, schipper Willem van Seters, voer 's ochtends tegen 05.00 uur voor het eerst uit en heeft toen de tweede stuurman van de Faustus aan boord genomen. Door het zware stoten op de grond was de radio-installatie defect geraakt en de stuurman moest namens de kapitein aan de wal enige telegrammen verzenden naar de rederij. Een paar uur later werd voor de tweede maal de tocht ondernomen om de stuurman weer naar zijn schip te brengen. Op deze tocht voer ook zeeloods C. Smit mee die zich vrijwillig had aangemeld om de situatie aan boord te bekijken. Hij maakte de kapitein duidelijk dat er bij dit weer van vlot slepen geen sprake kon zijn en adviseerde de kapitein het schip te verlaten. De kapitein twijfelde echter nog en loods Smit en de stuurman sprongen weer over op de reddingboot en werden rond 11.00 uur aan de Berghaven ontscheept.

Nadat ze op de Faustus hadden geseind dat ze van boord wilden vertrok de President Jan Lels om kwart voor vier die middag voor de derde keer naar het schip. Door behendig te manoeuvreren in de woeste zee lukte het om de hele bemanning, van voornamelijk Grieken, van de Faustus te halen. Honderden mensen konden vanaf het strand deze reddingsoperatie volgen en stonden later de redders en geredden op te wachten aan de Berghaven.

De President Jan Lels komt met de bemanning van de Faustus in de Berghaven aan. Still uit Polygoonfilm

Een cameraman van Polygoon, Peter Kaart, mocht deze reis meevaren met de reddingboot en kon de redding van de Griekse zeelieden van de Faustus van zeer dichtbij filmen.

Door de pier heen

Vanaf de wal was te zien dat het verlaten schip steeds dichter bij de Noorderpier kwam te zitten. Vrijdagochtend was de Faustus zo ver door de Noordwesterstorm en de opzwepende golven naar de pier gedrukt, dat het met de voorsteven op de basaltblokken van de Noorderpier beukte. Dit heeft de hele dag geduurd en aan het eind van de middag waren de leidingen voor de misthoorn en het licht op het Noorderhoofd doorgesneden. Rond 08.45 was het gat blijkbaar zo groot geworden dat er meer beweging in het schip kwam. Een half uur later bleek het schip zich al voor driekwart in de Nieuwe Waterweg tussen de pieren te hebben gewerkt. Een kwartier later had het zich losgemaakt van de Noorderpier en dreef het stuurloos rond met zware slagzij.

Rond 09.30 uur is de Faustus gezonken, maar de precieze locatie was onbekend. De sleepboten Humber en Blankenburg zijn wel uitgevaren maar konden niet vastmaken om de Faustus uit de vaargeul te slepen. Op de loodsboot Rigel heeft men de ondergang kunnen waarnemen op de radar en daaruit bleek dat het schip ongeveer in de lichtenlijn moet zijn gezonken. Maar omdat niemand wist waar en hoe het wrak precies op de bodem van de Waterweg lag werd al het scheepvaartverkeer door de havenmeester stilgelegd.

Op zaterdag 8 november kon aan de hand van foto's van de Marine Luchtvaartdienst, van peilingen en van sonar-opmetingen door het Marineschip Hr.Ms. Paets van Troostwijck de locatie van de Faustus worden bepaald. Het bleek dat er tussen het wrak en de Noorderpier een vaargeul van zo’n 100 meter breed over was en deze werd met boeien gemarkeerd.

Algemeen Dagblad, 11 november 1952

Met een aantal restricties kon het scheepvaartverkeer weer op gang komen zij het alleen voor kleinere schepen. Bovendien was op elk schip een loods verplicht en mochten de uitgaande schepen de loods niet ontschepen bij de Berghaven zoals toen voor de meeste schepen gebruikelijk was.

Grotere schepen moesten echter uitwijken. Zo week de - toen nieuwe - Maasdam van de Holland-Amerika Lijn uit naar Vlissingen. De Nieuw Amsterdam moest uitwijken naar Amsterdam en was toen het grootste schip dat daar ooit was geweest.

De Nieuw Amsterdam in de Coenhaven in Amsterdam. Collectie Henk van der Lugt

Het opruimen van het wrak

Het wrak moest worden opgeruimd en wel zo snel mogelijk. Zelfs met het huidige bergingsmaterieel zou het opruimen van de Faustus een moeilijke en langdurige klus zijn geworden laat staan met wat er toen beschikbaar was. Het is opmerkelijk dat de ervaren bergingsbedrijven geen rol kregen bij het opruimen van het wrak maar dat de Koninklijke Marine de leiding kreeg. Deze riep de hulp in van de Britse Admiraliteit die vier bergingsvaartuigen stuurde.

Het idee was om springstof in speciale kettingladingen rondom het schip aan te brengen en het zo in 'moten' te schieten die vervolgens een voor een door de bergingsvaartuigen moesten worden afgevoerd. Dit plan werd door de bergingsbedrijven met de nodige scepsis ontvangen, omdat het zo heel lang zou duren voordat het wrak zou zijn opgeruimd. Duikers die de kettingladingen moesten aanbrengen konden immers maar een paar keer per dag kort duiken bij de kentering (overgang van eb- naar vloedstroom en andersom).

Het zat echter niet mee, het bleef waaien en er bleef een hoge deining staan. Na een week wachten achtte men het verantwoord om door duikers een onderzoek te laten instellen naar de juiste ligging van het schip. De duikers ondervonden inderdaad grote moeilijkheden door de stroom en bovendien kon er vanwege de weersomstandigheden niet elke dag worden gedoken. Nieuwe peilingen wezen uit, dat het wrak inmiddels drie meter was weggezakt. Hierdoor kon het plan om de Faustus in moten te schieten niet meer worden uitgevoerd, omdat het diepst liggende deel van het wrak niet meer bereikt kon worden.

De Engelse bergingsvaartuigen HMS Succour en HMS Uplifter in de Waterweg. Collectie Nationaal Archief – Harry Pot/Anefo

Er werd nu voor een heel andere werkwijze gekozen namelijk het laten wegzinken van het wrak in de bodem. Na het wegzakken lag het wrak boven op een kleilaag die varieerde van 50 cm tot 2 meter dikte. Deze laag werd rondom het wrak kapot geblazen met dieptebommen die een voor een tot ontploffing werden gebracht. Tijdens het werken met de dieptebommen was de Noorderpier voor iedereen afgesloten.

Het Rotterdamse Aannemingsbedrijf Oosterwijk N.V. kreeg opdracht om het zand onder het wrak van de Faustus weg te zuigen en zette hiervoor de zandzuiger Ahoy in die op 25 november in Hoek van Holland aankwam. Omdat het stellen van de ankers waar de Ahoy tijdens het zuigen aan vast lag nogal wat tijd in beslag nam kon pas op 5 december met zuigen worden begonnen.

De zandzuiger Ahoy aan het werk bij de Faustus. Collectie Nationaal Archief – Harry Pot/Anefo

Op maandag 19 januari 1953 zakte het achterschip van de Faustus, die inmiddels gebroken was, in de put die de Ahoy gezogen had en lag nu over zijn gehele lengte vrijwel op de gewenste diepte. Steeds als verder zuigen vanwege het weer niet mogelijk was, werd de Ahoy verhaald naar de Fruitsteiger in Hoek van Holland. Zo ook tijdens de watersnoodramp van 1953. Daar liep de zuiger flinke schade op door het stoten tegen de steiger door de zware deining. Schade die eerst gerepareerd moest worden voordat met zuigen kon worden verdergegaan. De zuiger werd echter eerst ingezet om water uit de ondergelopen polders bij Puttershoek te pompen.

Op 26 februari was de Ahoy weer terug in Hoek van Holland. Op 20 maart lag het casco van de Faustus vrijwel geheel dieper dan 12,40 meter onder LLWS (Laag Laag Water Spring) en kon de Ahoy bedankt worden. W.A. van den Tak's Bergingsbedrijf heeft daarna het sloependek, het brughuis en de verschansing met explosieven opgeruimd tot 13,40 meter onder LLWS.

Overigens kwam er een merkwaardige verzameling voorwerpen naar boven bij het zuigen: herendassen, een nijptang, een combinatietang, een sleutel voor een veiligheidsslot, twee scheerapparaten, enkele dollarcenten, een groot zakmes, een koperen tafelbel, moeren en schroeven en nog tal van metalen dingen, waarvan men de oorspronkelijke bedoeling slechts kan gissen.

Advertentie in het Algemeen Dagblad van 19 december 1952.

Het gat in de pier

Door de Faustus was er in de Noorderpier een gat geslagen van ongeveer 40 meter breed. De N.V. Aannemings- en Wegenbouwmaatschappij v.h. fa. J. Heijmans te Rosmalen kreeg op 14 november de opdracht tot herstel van de Noorderpier. De kosten werden, zonder tegenslagen, geraamd op een miljoen gulden. Zestig man werd ingezet voor het maken van zinkstukken van rijshout op het 'kleine strandje' naast de Berghaven. Op dinsdag 18 november werd het eerste zinkstuk van 40 meter lang en 20 meter breed afgezonken in het gat waar de diepte 8 meter onder N.A.P. was. Er werd 15.000 ton stortsteen aangevoerd voor de reparatie. Ondanks de niet altijd zo gunstige weersomstandigheden verliep het herstel van de Noorderpier geheel volgens het tijdschema. De stormvloed van 1 februari bracht maar heel weinig schade toe aan het herstelwerk.

Het 'Faustusgat' In de Noorderpier wordt gedicht. Collectie Nationaal Archief – Harry Pot/Anefo

De Raad voor de Scheepvaart

De Raad voor de Scheepvaart had in haar uitspraak op 26 maart 1953 een vernietigend oordeel over de kapitein van de Faustus, die overigens niet ter zitting aanwezig was geweest. Men vond het onbegrijpelijk dat hij de luiken al op zee had laten openleggen waardoor het schip in feite onzeewaardig was. Weliswaar had hij de luiken vanwege de storm weer willen laten dichtleggen maar dat was niet gelukt. Ook het feit dat hij met stormweer zonder loods de Waterweg had willen binnenvaren werd hem zwaar aangerekend.

Begin februari werd bekend dat de Staat der Nederlanden een dagvaarding ging uitbrengen aan de Panamese rederij, die eigenares was van de Faustus. Deze rederij bezat twee schepen, waaronder de Faustus. Het andere schip was in januari verkocht. De eigenaren van deze rederij waren waarschijnlijk Grieken die in Engeland woonden. De Staat vorderde de nader vast te stellen schadevergoeding wegens het stukvaren van de pier en voor het wegwerken van het wrak.

Nog dieper

In 1958 werd begonnen met de aanleg van de Europoort en op 13 december 1960 voer het eerste schip, de tanker A.K. Fernström, het nieuwe havengebied in. Er werd toen gebruik gemaakt van een tijdelijke ingang tegenover Hoek van Holland op de plaats waar zich nu het Breeddiep bevindt. Schepen bestemd voor de Europoort moesten toen eerst een stukje over de Waterweg varen en dan via de tijdelijke ingang het Calandkanaal in. Aangezien deze schepen een stuk dieper staken dan de schepen die verder de Waterweg op moesten lag de Faustus in de weg. Rijkswaterstaat besloot dezelfde methode te gebruiken als in 1952/53 en opnieuw zand bij het wrak weg te zuigen waardoor het verder zou wegzakken.

Op 4 maart 1963 begonnen de beide zuigers met het werk. Gedurende de derde en vierde werkweek moesten de zuigers verhaald worden naar de Europoort wegens krachtige Westelijke tot Noordelijke wind en te sterke deining.

Na vijf weken werken bleek uit peilingen dat er voldoende zand was weggezogen Op 18 april 1963 brak het achterschip van het wrak af en zakte verticaal weg. Twee dagen daarna kantelde het voorschip van het wrak in zeewaartse richting en de volgende dag kantelde ook het middenschip. Op 23 april 1963 was het wrak van de Faustus tot een diepte van 21,80 meter onder LLWS begraven.

De restanten van de Faustus liggen er nog steeds en wel op zodanige diepte dat de scheepvaart er geen last van heeft. Alleen als er om wat voor reden dan ook gebruikt moet worden gemaakt van een magnetisch kompas moet er sterk rekening mee gehouden worden dat dit eruit loopt als er over het wrak heen gevaren wordt. Die brokken staal diep in de bodem verstoren immers het aardmagnetisch veld.

Auteur: Henk van der Lugt - Historisch Genootschap Hoek van Holland.

Bronvermelding

Boek ‘In het zicht van de Haven’ deel 2 door P. Heijstek en G.R. van Veldhoven
Boek ‘De koperen helm’ door Barend Maaskant
‘Over Sliedrecht’, uitgave van de Historische Vereniging Sliedrecht nr. 39, december 2003
Diverse kranten via Delpher
Lloyds Register 1943-44 en 1951-52
Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart No 24 van 1953
Archief Historisch Genootschap Hoek van Holland
Archief Henk van der Lugt