Archief
Frits van Ooststroom, 1980

Keen en kooi: geen toevallige combinatie

In Midden-Delfland vinden ook dit jaar, net zoals in 2021, activiteiten plaats in het kader van 'Ode aan het landschap'.

In Museum Het Tramstation in Schipluiden is tot begin maart een kleine expositie over dit thema te zien.

Een bijzonder landschap in Midden-Delfland betreft de omgeving van de eendenkooi van Schipluiden in de Zouteveense Polder. De komst van een demonstratieboerderij van het concern Lely nabij de eendenkooi is bedreigend voor de natuurwaarden in het gebied. Het bedrijf heeft ons inziens niet de juiste plek gekozen voor zijn innovatieve ontwikkelingen. De naaste omgeving van de boerderij heeft zowel natuur-, archeologische als landschappelijke waarden. Ook is het een stiltegebied, onder meer vanwege de aanwezigheid van de eendenkooi.

Lely vestigt in dit gebied een modern agrarisch bedrijf met straks heel veel koeien, die vrijwel constant op stal zullen staan. Voor de aanvoer van extra voer, de afvoer van mest en de komst van bussen met bezoekers voor demonstraties zijn de Zouteveenseweg, een smalle polderweg, en de dorpskern van Schipluiden niet geschikt. De uitgangspunten van het Bijzondere Provinciaal Landschap Midden-Delfland - die het behoud van het oude cultuurlandschap bepleiten - komen hier door de geplande ontwikkelingen sterk onder druk te staan. Waarom is dit gebied zo bijzonder?

Ontginning en eerste bewoning

De Kerkpolder en het noorden van de Zouteveensepolder zijn pas laat in cultuur gebracht. De bodem bestaat hier voornamelijk uit veen en moet veel meer dan in de kleigebieden erg drassig zijn geweest. De oorspronkelijke begroeiing bestond uit riet, elzen en ander licht hout. Deze moerassige wildernis was vrijwel ontoegankelijk. De 'Loet', de 'Keen' en misschien ook wel de 'Slinksloot' waren in deze omgeving laagtes waarin het water zich ophoopte.

Vooral de Keen moet een belangrijke stroom geweest zijn. De heren van de Keenenburg vonden de naam van dit veenwater in de Late Middeleeuwen nog voldoende spreken om er hun kasteel naar te vernoemen. De Keen moet toen beduidend meer geweest zijn dan de 1 à 2 meter brede sloot van nu. De oorspronkelijke stroom was hier en daar meer dan 50 meter breed; bovendien waren er vele vertakkingen, waarvan sommige nog in het landschap zichtbaar zijn.

Fragment van de kaart van Delfland met de Keeneloop, Kruikius 1712.

De Tanthofkade beschermde in de elfde en twaalfde eeuw de vroeg ontgonnen Papsousepolder tegen het waterrijke gebied van de latere Kerkpolder en Zouteveensepolder. Rond Schipluiden was in die tijd slechts bewoning mogelijk op de hoge kleiruggen. Sporen hiervan zijn aangetroffen bij een opgraving op het terrein van kasteel Keenenburg en bij enige veldverkenningen in de omgeving. In 1979 werd vastgesteld dat op een klein terpje op enkele honderden meters van de eendenkooi reeds in de twaalfde eeuw bewoning aanwezig was. Hier werden scherven van kogelpotten en paffrath-aardewerk gevonden. De bewoners leefden in deze natte omgeving voornamelijk van veeteelt en vogelvangst.

Eind twaalfde eeuw werd het gebied van de Kerkpolder definitief ontgonnen. De Zuidkade (zie kaart van Kruikius uit 1712) moest deze polder beschermen tegen het nog niet ontgonnen land in het noorden van de Zouteveensepolder. De wildernis werd hier pas in de loop van de dertiende eeuw opgeruimd en verkaveld. De brede Keen werd door deze ontginningen afgesloten van het buitenwater. Het overtollige water werd via sluisjes in de Vlaardingsevaart en de Gaag geleid. De Keeneboezem ging hierdoor langzamerhand verlanden. Dit proces heeft eeuwen geduurd. Door de natuurlijke laagte van het land bleef het water zich hier verzamelen.

Grondgebruik

Net zoals de Vlietlanden bij Maasland kon men de strook grond langs de Keen lange tijd slechts gebruiken als hooiland. Uit een kaart van Jan Jansz. Potter in het kaartboek van Weeshuis van Delft uit circa 1576 blijkt dat een deel van 'de laechte ghenaemt de Keen' nog moerasland was.

Links de Keeneloop, rechtsonder de boerderij van Claes Ariaensz. (Jan Jansz. Potter, Kaartboek Weeshuis Delft, ca. 1576.)

In de Leenkamers van Wassenaar bevinden zich enige stukken die ons vertellen dat de Keen oorspronkelijk een leen was van de burggraaf van Leiden. In 1502 werd dit leen door Adriaen van Dorp overgedragen aan zijn broer Cornelis van Dorp. In de Tiende Penning van 1561 van het ambacht Dorp, waartoe dit deel van de Zouteveensepolder behoorde, wordt Mr. Huych van Eynden uit Delft als verpachter van de Keen genoemd. Gebruikers zijn dan Jan Claesz. en Lenaert Geritsz, twee boeren uit 'Scipluy'.
Ook blijkt uit de Tiende Penning dat het al eerder genoemde terpje nog steeds werd bewoond. Op de vermelde en afgebeelde kaart van het Delftse Weeshuis is hier een boerderij getekend. Eigenaar was een zekere Claes Ariaensz. met de bijnaam 'bruijnen baert'. Hij was één van de laatste bewoners van deze oude kleiophoging. Vermoedelijk is zijn woning 'Bijstervelt' tijdens de troebelen van de Spaanse tijd verloren gegaan en nooit meer herbouwd, want op deze plaats zijn géén scherven uit de zeventiende eeuw of later aangetroffen.
De naam Bijstervelt verwijst naar 'wildernis, hongerland', oftewel naar de slechte geologische situatie. Aan de andere zijde van de Zuidkade duidt de veldnaam 'de Hel' eveneens op een natte bodemgesteldheid. Dankzij Kruikius is de naam Bijstervelt, waarvan we nu de herkomst weten, in deze omgeving blijven voortleven.

Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw is de oude naam Bijstervelt verbonden aan een nieuwbouwwijk van Schipluiden. In 1997 kwam in dit deel van de Zouteveense Polder een nieuwe boerderij 'Nieuw Bijstervelt'. Het eerste wat Lely bij haar komst op deze locatie heeft gedaan, is het schrappen van de naam van deze boerderij. De verwijzing naar de bijzondere natuurwaarden vindt men namelijk strijdig met de ambitie van het bedrijf om hier een modern industrieel landbouwbedrijf te vestigen.

Toen de boerderij nog de naam 'Nieuw Bijstervelt' droeg, foto: auteur 2009.

Eendenkooien

Het vrij lage land rond de Keen moet al vroeg een plaats geweest zijn waar het waterwild zich graag ophield. Het is dan ook niet verwonderlijk dat men juist hier na 1561 twee eendenkooien heeft aangelegd. Het landschap behoefde hiervoor nauwelijks aangepast te worden. Men verdiepte de natuurlijke laagte van een deel van de Keeneloop tot een permanent meertje en bracht wat meer beplanting aan.

De eerste kooi vanaf de Zuidkade is tot nu toe bewaard gebleven. De tweede raakte in de loop van de negentiende eeuw in onbruik, maar luchtfoto's geven de ligging hiervan nog duidelijk aan. Ook stond er nog lang één boom op de locatie van deze kooi. De eerste eendenkooi maakte in de zeventiende eeuw deel uit van het bezit van de heren van de Keenenburg. In een goederenlijst van 1659 van Otto Frederick van Zevender, heer van Keenenburg, Maasland, Schipluiden, Maassluis, Middelharnis, enzovoort, vonden we de volgende aantekening:

'Item de vogelkoij gelegen in den ambachte van Dorp met derdhalven margen lants gelegen. Ende sulcx samen groot zeven margen, een hondert negentzeventich roeden. Verhuijrt aen Willem Pietersz. van der Houff, jaerlicx om 125 £. Alsoo binnen den jare 1659 merckelicken costen van verbeteringe aen de voorsz. vogelkoij gedaen sijn, die bij den voorsz. pachter sijn uijtgeschoten [uitgevoerd].'

De plas van de eendenkooi van Schipluiden, recente foto auteur.

De eendenkooi werd in die tijd blijkbaar goed onderhouden. Tot circa 1975 werden er jaarlijks enige duizenden eenden gevangen. Mede door de oprukkende stadsbebouwing en de komst van de A4 heeft de kooi al heel lang haar oorspronkelijke functie verloren. Er is geen kooiker meer die zijn broodwinning vindt in het vangen en verkopen van eenden. Sinds de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw eigenaar werd van dit unieke stukje natuurgebied, is het voortbestaan van de kooi verzekerd. Naast een grote verscheidenheid aan planten vindt men er talloze vogels, zoals de steenuil, de ransuil, de torenvalk en de boomvalk.

Het is te hopen dat het open polderlandschap rond de kooi bewaard zal blijven. Hoewel de oostelijke Keensloot ter verbetering van de waterhuishouding enigszins is aangepast, is het patroon van deze oude waterloop behouden. Keen en kooi vormen met elkaar een bijzondere combinatie, waarvan we in de overvolle Randstad geen tweede voorbeeld vinden.

Met de gemeente Midden-Delfland, de Midden-Delfland Vereniging, de Stichting Midden-Delfland is Mensenwerk en Natuurmonumenten zet de Historische Vereniging Oud-Schipluiden zich in voor het behoud van de natuur- en landschappelijke waarden van dit gebied. Ingrepen in de waterhuishouding leiden tot een peilverlaging in deze vanouds drassige omgeving. De drooglegging is niet in het voordeel van de weidevogelstand. Ook de komst van betonpaden, slootdempingen, ophogingen, voedersilo’s en betonnen opslagplaatsen voor veevoer tasten het oude cultuurlandschap aan. Duurzaamheid is niet alleen van belang voor de bedrijfsvoering, maar ook voor het behoud van het boeiende landschap van Keen en kooi.

Auteur: Jacques Moerman, historische vereniging Oud-Schipluiden.