Archief
Andreas Schelfhout (1787-1870)

Streekhistorie: Een stranding bij Ter Heijde in 1843 – Redders rijkelijk beloond

Op 13 oktober 1843 strandde rond drie uur in de middag bij Ter Heijde de brik ‘De Tvende Søstre’, Noors voor ‘De Twee Gezusters’.

Het had een lading ijzer aan boord en had als thuishaven Larvik bij Oslo in Noorwegen. Kapitein was G. van Deurs, kennelijk een Nederlander. Het schip, dat vanuit Engeland onderweg was naar Dordrecht, had al een paar dagen met twee andere schepen voor de kust van Scheveningen gelegen. Met de sterke westen- en noordwestenwind die er stond, hadden deze schepen de grootste moeite om een stranding te voorkomen. Dat is uiteindelijk de Tvende Søstre niet gelukt.

Toen duidelijk werd dat het schip was vastgelopen, begaven de strandvonders van Scheveningen zich in allerijl richting Ter Heijde. Ze konden met hun voertuig door het wassende water en de in kracht toenemende wind slechts met veel moeite het gestrande schip bereiken. Ook P. Varkevisser van de Scheveningse afdeling van de Hollandsche Reddingmaatschappij, de arts Van Renesse en een paar vissers begaven zich naar de plek van de schipbreuk. Toen ze daar aankwamen waren de burgemeester van Monster, J. Drooglever Fortuyn, en enkele inwoners van Ter Heijde met twee reddingsboten al ter plaatse. Het was inmiddels half vijf en bijna hoogwater. Daarom was er geen denken aan dat de redding in gang kon worden gezet.

De secretaris van de Pruisische ambassade, graaf d’Oriolla, was inmiddels ook gearriveerd. Het is onduidelijk welke motieven deze man had om in weer en wind naar de schipbreuk te gaan. Hij was te paard vanuit Scheveningen over het strand naar Ter Heijde gereden. Daar aangekomen ontdeed hij zich van zijn kleding en ging hij tot ontzetting van de andere aanwezigen het water in.

Ondanks de waarschuwing dat hij zijn leven in de waagschaal stelde, trachtte hij met een reddingslijn het gestrande schip te bereiken om zodoende verbinding te maken met de wal. Dat mislukte tot twee keer toe. Verkleumd van de kou en gewond door de reddingslijnen moest hij tenslotte erkennen dat zijn pogingen op niets waren uitgelopen. Vervolgens ondernam de reddingsboot een poging, maar ook die mislukte door het wassende water.

De toestand van de schipbreukelingen werd intussen steeds benarder, want het vaartuig begon door het gebeuk van de golven scheuren te vertonen. De zes opvarenden hadden zich in de buurt van de kajuit onder aan de mast vastgeklemd. Toen het schip verder uit elkaar begon te vallen, was een van hen in de mast geklommen. Dat werd hem echter noodlottig, want op een gegeven moment brak de mast af en hij verdween in de golven.

De heer Varkevisser en een andere functionaris probeerden vervolgens de Scheveningse vissers over te halen een reddingspoging te wagen. Een van hen, Klaas de Graaf, ging het water in en slaagde erin een van de schipbreukelingen op het strand te krijgen. Zijn voorbeeld vond navolging bij een Heijdse inwoner, die erin slaagde een tweede bemanningslid te redden en zo werden vervolgens ook de andere drie bemanningsleden van boord gehaald. Daarna werden de schipbreukelingen naar Ter Heijde gebracht, waar ze door de artsen Van Renesse en Van Leeuwen werden behandeld. Dit gebeurde onder toeziend oog, niet alleen van burgemeester Drooglever Fortuyn, maar ook van de gezantschapssecretarissen van Rusland en Sardinië, baron De Nicolai en markies d’Azeglio. Ook van deze heren is niet duidelijk waarom ze ter plekke waren. Ook de Zweedse gezant, graaf de Gyldenstolpe, reisde naar Ter Heijde om zijn landgenoten te bezoeken. Dat die naar Ter Heijde kwam, is niet zo vreemd, want Noorwegen hoorde in die tijd bij Zweden.

Ter Heijde midden negentiende eeuw Johannes Tavenraat (1809-1889)

Al snel na het gebeuren besloot koning Willem II om de Pruisische gezantschapssecretaris, graaf d’Oriolla, voor zijn betoonde moed te benoemen tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. De Zweedse koning volgde dit voorbeeld door de gezantschapssecretaris te begiftigen met de Poolster, een Zweedse decoratie.

De directeuren van de Zuid-Hollandsche maatschappij tot redding van schipbreukelingen besloten, op voordracht van burgemeester Drooglever Fortuyn, aan degenen die aan de redding hadden deelgenomen een beloning uit te reiken ‘in evenredigheid hunner edele daden’. Graaf d’Oriolla werd niet vergeten; hij ontving voor zijn optreden een gouden medaille.

Alsof het niet op kon werd op dinsdag 24 oktober ter ere van graaf d’Oriolla een souper gegeven in hotel de l’Europe in Den Haag op initiatief van de gezamenlijke zaakgelastigden en secretarissen van de gezantschappen. Hem werd daarbij een schilderij in het vooruitzicht gesteld, waarvoor opdracht was gegeven aan de bekende Haagse kunstschilders Verveer en Hoppenbrouwer. Die hadden daarvan al wel een schets gemaakt.

Bij koninklijk besluit van 7 november 1843 werd de Heijdse strandvonder Jacob van den Berg jr. benoemd tot broeder in de Orde van de Nederlandse Leeuw als beloning van zijn ‘buitengemeen verdienstelijk gedrag en onvermoeide pogingen tot redding der manschappen’ van het gestrande schip. Hoewel men geen lid werd in de orde, kon door deze in 1815 ingestelde klasse van Broeder ook aan niet-adellijke personen een onderscheiding worden verleend. De onderscheiding was bestemd voor "achtenswaardige personen in welken de behoeften en zorgen, aan de lagere standen der maatschappij verbonden, het edel vuur der menschenliefde niet hebben uitgedoofd’.

Onderscheiding Broeder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, uitgereikt aan de Heijdse strandvonder Jacob van den Berg jr. Aan de achterzijde de ordespreuk Deugd Adelt en aan de voorzijde de Nederlandse Leeuw.

Begin 1844 besloot de Zweedse regering een rijksmedaille uit te reiken aan graaf d’Oriolla en aan strandvonder Van den Berg als beloning voor hun moedige gedrag. Ook werd aan enkele bewoners van Ter Heijde en van Scheveningen een geldelijke beloning in het vooruitzicht gesteld en werden aan anderen schriftelijke dankbetuigingen uitgereikt.

De Noord- en Zuid-Hollandsche reddingmaatschappij, ten slotte, liet zich ook niet onbetuigd. Plaatselijk bestuurder P. Varkevisser reikte in Scheveningen getuigschriften en geldelijke beloningen uit aan de Scheveningse vissers K. de Graaf, G. Spaans en G. Harteveld en aan voerman T. de Koning uit die plaats voor hun aandeel in de redding van de bemanning.

Op 2 mei 1844 weet de krant te melden dat het de koning van Zweden heeft behaagd een zilveren medaille uit te doen reiken aan strandvonder Jacob van den Berg jr. en 150 speciedaalders aan 34 andere Heijdse inwoners. De burgemeester van Monster bracht de dank van de Zweedse koning over aan geneesheer Van Amstel, aan voerman A. van Gaalen uit Monster, aan Adriaan Zeeman uit Ter Heijde en aan Joost van Balen uit ’s-Gravenzande voor de door hen verleende bijstand.

Verkoop van de restanten van het schip en de lading, Dagblad van ’s-Gravenhage, 27 oktober 1843

Twee weken na de stranding van de Tvende Søstre verscheen er een advertentie in de kranten, waarin de verkoop werd aangekondigd van de restanten van het schip en de lading. Die verkoop vond plaats op 2 november 1843 in Ter Heijde ten overstaan van de Monsterse notaris Kouwenhoven. Naast een grote partij wrakhout en oud ijzer, ging het om ankers, kettingen, zeilen, masten, dekplanken en een kombuis. Daarnaast werd de lading ijzeren staven te koop aangeboden, voor zover men die had kunnen bergen.

Auteur: Leo van den Ende van de Historische Vereniging Monster – Ter Heijde