Archief

Streekhistorie: Jacobus Struyck van Bergen, de laatste schout van Wateringen

Binnenkort wordt duidelijk of burgemeester Van der Tak een nieuwe ambtstermijn van zes jaar krijgt. In de vijf oude gemeenten heeft hij heel wat voorgangers gehad. Wij blikken terug op een van hen.

Door de eeuwen heen werd Wateringen bestuurd door een schout, die werd bijgestaan door enkele schepenen. De Heer van Wateringen benoemde de schout en de andere ambtenaren. Na de Franse Tijd werd de schout korte tijd burgemeester genoemd, maar in 1817 komt de oude titel weer tevoorschijn. In 1825 werd bij een nieuwe benoeming de functie van schout voorgoed gewijzigd in die van burgemeester.

In de wijk Vliettuinen in Wateringen is een straat genoemd naar Jacobus Struyck van Bergen, die aan het begin van de negentiende eeuw enige tijd schout was van Wateringen. Het is niet bekend waarom de schrijfwijze Struyck werd gebruikt, want zijn familienaam werd meestal geschreven als Struijk. In andere akten wordt zijn naam weer als Struyk geschreven.

Een notaris wordt tot schout benoemd

In 1817 is Jacobus Struyck bij Koninklijk Besluit door koning Willem I benoemd. Voordat hij schout werd, was hij notaris te Diemen, een klein plaatsje bij Amsterdam. Daar was hij werkzaam van 1811 tot 1815. Hij is burgemeester Momma opgevolgd, die op zijn beurt de opvolger was van Cornelis Hoek, die in de Franse Tijd "maire" was in Wateringen.



Jacobus Struyck is geboren in Oosterhout in Brabant, waar hij op 13 december 1772 is gedoopt. Hij is een zoon van bakker Christiaan Struijk en Adriaantje Tak. In het gezin zijn vier kinderen geboren, allen zoons. Twee van hen zijn notaris geworden. Hendrik, de oudste zoon, resideerde in Dinteloord en Zundert. Jacobus, de latere burgemeester van Wateringen, woonde geruime tijd in Gilze en was daarna notaris in Diemen. Het is opvallend dat Nico en Janus, de twee andere zoons uit het gezin, in tegenstelling tot hun broers, eenvoudige handwerkslieden waren. Zij zijn beiden in Rotterdam gaan wonen. Bij het overlijden van broer Nicolaas Struijk werd de aangifte gedaan door twee knechts uit het "Pest- en Dolhuis". De andere broer Adrianus was sjouwer van beroep; de aangifte van zijn overlijden werd gedaan door twee knechts uit het Gasthuis.

De dubbele naam van Jacobus

De broers Hendrik en Jacobus Struyck, die beiden notaris zijn geworden, hebben een dubbele naam aangenomen en noemden zich Struyck van Bergen. Zij hadden dit recht verkregen, omdat zij afstammen van Adriaan van Bergen, de beroemde turfschipper van Breda. Deze heeft tijdens de tachtigjarige oorlog Prins Maurits van Nassau geholpen om Breda te heroveren op de Spanjaarden. Dat verhaal gaat als volgt: Op 3 maart 1590 voer schipper Van Bergen de stad Breda binnen met zijn volgeladen turfschip. Onder die lading turf zaten vijfenzeventig soldaten van de Prins verborgen. Door de kou was de waakzaamheid van de Spaanse schildwachten niet groot; zij kenden de schipper en lieten het turfschip zonder bezwaar binnen. 's Nachts verlieten de soldaten het turfschip en overmeesterden de Spaanse bezetter en bevrijdden daarna de stad Breda. De turfschipper is voor zijn moed rijkelijk beloond door Maurits en heeft zelfs een klein kasteel gekregen.



De notaris Jacobus Struyck van Bergen

In het leven van Jacobus was er een zwarte bladzijde. Hij is in 1793 in Oosterhout getrouwd met Carolina Charlotta Elisabeth Schroykkart. Zij was weduwe en afkomstig uit Nijmegen. Uit het huwelijk van Jacobus en Carolina is één dochter geboren, Johanna Maria Christina Struyck. Zij is slechts achttien jaar oud geworden en is in Diemen overleden.



Niet lang nadat het huwelijk van Jacobus en Carolina was gesloten, werd bekend dat Jacobus een kind had verwekt bij een andere vrouw, Ida Ligthart. Op 18 maart 1794 kwam het jongetje ter wereld, maar Jacobus was toen al uit Oosterhout vertrokken. Hij heeft het kind later wel als zijn wettelijke zoon erkend (geëcht). Die voorechtelijke zoon, die evenals zijn vader Jacobus heette, is pottenbakkersknecht geworden in Oosterhout en is getrouwd met Anna Oomis. Uit het huwelijk is een talrijk nageslacht voortgekomen, zodat de schout Jacobus via deze lijn vele nakomelingen heeft. Het is wel aardig om te vermelden dat de zoon Jacobus zijn dienstplicht niet heeft vervuld. In de gegevens van de Nationale Militie wordt vermeld, dat hij te klein was en bovendien had hij een (half)broer, die de militaire dienst reeds had vervuld.



President-kerkvoogd

Jacobus is tot zijn dood in 1824 schout van Wateringen geweest. Hij was ook enige jaren president-kerkvoogd van de Hervormde Kerk van Wateringen. Als zodanig was hij de drijvende kracht achter een ingrijpende verbouwing van de kerk. Volgens de notulen van de kerkenraad was hij op het laatst van zijn leven enkele malen afwezig bij de vergaderingen, omdat hij "aan de tering gevaarlijk ziek lag". Jacobus was dus ernstig ziek, maar hij heeft desondanks tot het laatst toe getracht zijn werk te doen, voor zover hij daartoe nog in staat was. Zijn krachten namen zienderogen af, zoals te zien is aan de handtekeningen onder de aktes van de Burgerlijke Stand. Zijn allerlaatste handtekening is zeer beverig geschreven. Hij overleed op 14 oktober 1824, 52 jaar oud. Hij werd begraven in de kerk, voor wiens restauratie hij zich zo had ingezet.



Jacobus werd opgevolgd door G.G. Murray, die het ambt bijna 25 jaar heeft uitgeoefend. Daarna werd de burgemeesterszoon Petrus Martinus Hoek benoemd tot burgemeester, die in 1857 werd opgevolgd door zijn zoon Cornelis Petrus Hoek.



Auteur: Aart Struijk van de Historische Werkgroep Oud-Wateringen & Kwintsheul