Archief

Streekhistorie: CAO-perikelen in 's-Gravenzande

Ons overheidspersoneel heeft intussen vier jaar moeten wachten op een nieuwe Collectieve Arbeidsovereenkomst. Het ziet er nu naar uit dat het ministerie van Binnenlandse Zaken uiteindelijk met een aantal vakbonden een akkoord heeft bereikt waarbij er een loonsverhoging komt tegen inlevering van arbeidsvoorwaarden en verschraling van de pensioenaanspraken (de zogenaamde sigaar uit eigen doos volgens het FNV). De politiebonden daarentegen lijken er na langdurig actievoeren nog niet uit te zijn met het ministerie. Op het punt van de beloning van het overheidspersoneel is er echter niets nieuws onder de zon.

In de Westandsche Courant van 26 augustus 1916 staat een artikel over de karige beloning van een deel van het gemeentepersoneel van de voormalige gemeente 's-Gravenzande. Eén van de punten van behandeling op de agenda van de tweede vergadering van de gemeenteraad in 1916 was een voorstel van de raadsleden Ruinard en Luijendijk om duurtetoeslagen toe te kennen aan de lagere ambtenaren en de opzichter van de gemeente (het hogere personeel had al meer gekregen omdat hun salarissen een percentage bedroegen van dat van de gemeentesecretaris, aan wie door de provincie een hogere bezoldiging was toegekend).
Detailfoto met van links naar rechts een politieagent, een gemeentewerkman en gemeentebode van der Hout.
In de krant schrijft men over het voorstel van de raadsleden onder andere: Men mag het toejuichen dat het initiatief door de raadsleden genomen wordt en helaas niet door het dagelijks bestuur van de gemeente. Dubbel jammer omdat kort geleden wel de salarissen van de hogere ambtenaren aanmerkelijk verhoogd zijn op voorstel van burgemeester en wethouders. Bij het lagere personeel komt dan willekeurig de gedachte op dat voor hen minder goed gezorgd wordt. Een royale werkgeefster is de gemeente 's-Gravenzande echter nooit geweest.

De lonen van de politie, de gemeentewerklieden, de gemeentebode en de opzichter zijn, in verhouding tot de lonen in de particuliere bedrijven hier ter plaatse, bepaald lager. De chef-politieagent heeft een salaris van f 16,- per week (dat is net zoveel als een goede tuinarbeider!), de agenten van f 13,50 en f 11, 25, de werklieden van f 13,50 en f 12,- en de gemeentebode van f 8,- per week met vrije woning, terwijl hij van dit loon ook nog het raadhuis moet schoonhouden en bezems en andere schoonmaakmiddelen moet kopen.
Men zou denken dat burgemeester en wethouders overtuigd zouden zijn van de noodtoestand in de gezinnen van deze gemeente-ambtenaren en direct een voorstel tot verhoging van de lonen zouden doen. Al een maand vòòr de raadsvergadering lag het betreffende voorstel van de raadsleden Ruinard en Luijendijk er en het dagelijks bestuur had het dus al kunnen overwegen. Is bovendien een onderzoek in andere plaatsen, zoals aangevoerd wordt, nu zo dringend nodig. Weet het gemeentebestuur dan niet wat in particuliere bedrijven hier aan goede werkkrachten wordt betaald. Goede dienaars vereisen goede betaling en voor de slechte zijn er middelen genoeg om ze kwijt te raken, alleen hun een menswaardig bestaan onthouden is een straf die niet past in onze tijd.

Door de raadsleden werd voorgesteld een toeslag te betalen van 15% op het salaris en 15 cent per week voor elk kind beneden 12 jaar. Daarmee wordt nog maar matig rekening gehouden met de gestegen levensstandaard. De prijzen van de eerste levensbehoeften zijn namelijk (als gevolg van de oorlogsomstandigheden) met ongeveer 30% gestegen en kleding en schoeisel zijn nog duurder geworden. Sommige politiemannen waren zelfs langs een aantal raadsleden gegaan voor een hoger loon. De burgemeester achtte dit echter een zeer afkeurenswaardige handelwijze.

Van de gemeente 's-Gravenzande wordt wel gezegd dat zij tot devies heeft "rijdt langzaam" . Daarin kan het voordeel zitten dat gedegen werk gedaan wordt, als dat in dit geval dan ook maar mag leiden tot tegemoetkoming aan de rechtmatige verlangens van het gemeentepersoneel.

In de raadsvergadering van 9 november 1916 wordt het voorstel met betrekking tot de duurtetoeslag voor het lagere gemeentepersoneel opnieuw in behandeling genomen. Daarover wordt uiteindelijk besloten om in afwachting van een herziening van de jaarwedden over het tijdvak 1 juli t/m 31 december 1916 een duurtetoeslag te betalen voor kinderen beneden de 13 jaar. Daarbij wordt afgesproken dat over de jaarweddeverhoging - zo nodig- bij de begroting voor 1917 kan worden beslist.

Uit de stukken in het Historisch Archief Westland blijkt echter dat de salarisverhoging van bovenvermelde gemeentewerklieden in plaats van per 1 juli 1916 uiteindelijk pas per 1 januari 1919 is ingegaan.

WOS.nl is een samenwerking aangegaan met historische werkgroepen en verenigingen in de regio. In navolging daarvan is deze rubriek ontstaan. Reacties kun je mailen naar bas@wos.nl

auteur: Jan Dahmeijer van de Historische Werkgroep Oud 's-Gravenzande