Archief
Piet Houtenbos

De oude begraafplaats aan de Commandeurskade

Tweehonderd jaar geleden werd het begraven in en direct om de kerk verboden. De gemeenten kregen opdracht om buiten de bebouwde kom een openbare begraafplaats aan te leggen. Zo ook in Maasland. Het gemeentebestuur besloot om net buiten het dorp, aan de Commandeurskade, een stukje grond aan te kopen en volgens de regels in te richten. Deze kleine begraafplaats is bewaard gebleven, een vredig en voor velen onbekend plekje groen.

Al in de Franse tijd, rond 1800, sprak de Maaslandse Municipaliteit over de voorgenomen maatregel om een einde te maken aan het eeuwenlange gebruik om overledenen in de kerk te begraven. Na een formele opdracht van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en de Gouverneur namens de koning, ging de gemeente in 1827 tot actie over. De instructie hield in dat minimaal 35 à 40 meter buiten de woonbebouwing een 'burgerlijke begraafplaats' moest worden aangelegd. Gelijktijdig diende het begraven in de kerk en op het kerkhof te worden beëindigd. Dat betekende dat de zorg voor het begraven en de begraafplaatsen werd overgeheveld van het kerkelijk naar het burgerlijk bestuur.

Op 27 juni 1829 deelden de burgemeester en assessoren van Maasland in een kort briefje de kerkmeesters van de Nederlands Hervormde gemeente mee: 'Met ingang van 1 juli zullen al de lijken der gemeente op de alhier aangelegde burgerlijke begraafplaats kunnen worden begraven. Mitsdien zullen allen de bij U-edele kerkbestuur bestaande keuren, reglementen en besluiten welke op het begraven van lijken in U-ed. kerk van toepassing waren, zijn vervallen.'

De aanleg

Op 24 september 1828 stemde de gemeenteraad in met de aankoop van een perceel 'tuinland' van 42 bij 23 roeden, eigendom van Arend van Schijndel, voor de prijs van 500 gulden. Het ging om grond aan de Commandeurskade. Ook het Hoogheemraadschap van Delfland was bij de voorbereiding betrokken. Het schap verleende vergunning om op dit boezemland een begraafplaats aan te leggen en een baarhuisje te bouwen. De gemeente kreeg ontheffing om een muur rondom het terrein te bouwen, omdat het al door water en beplanting was omgeven. Dat is nu nog steeds het geval. Volstaan kon worden met de oprichting van een houten schutting en toegangspoort. Op de beide poortstijlen diende het masker van een doodshoofd te worden aangebracht. We zien deze verplichting nog steeds aan weerszijden van het nu ijzeren spijlenhek.

Na de goedkeuring en de aanbesteding werd het werk uitgevoerd. Het perceel werd 3,5 meter opgehoogd (door nazakking is daar nu nog 2 meter van over) en er kwam langs de vliet een stenen baarhuisje. Op 15 juli 1829 vond de eerste begraving plaats.
Ter dekking van de aanlegkosten ging de gemeente een lening aan. Naast de jaarlijkse rente en aflossing moest ook aan de kerkvoogdij jaarlijks een compensatie worden geboden voor hun gederfde inkomsten van de begrafenissen in de kerk. Bijgevolg kregen de inwoners van Maasland een extra aanslag om deze kosten te dekken. Echter, twaalf bewoners van het buurtschap Burgersdijk protesteerden hiertegen en verzochten vrij te blijven van de betaling. Zij voerden aan dat ze van de nieuwe begraafplaats geen gebruik zouden maken, omdat ze dichter bij De Lier woonden. Ze achtten het bezwaarlijk 'om over de kleiwegen naar Maasland een lijk te transporteren' en beriepen zich op aloude rechten van de parochianen van De Lier. Toen de gemeente Maasland hun verzoek afwees, hebben de Burgerdijkers zich ook nog gewend tot Gedeputeerde Staten en zelf tot de koning. Zonder resultaat.

Honderd jaar begraven

De gemeente had een reglement voor het begraven en de tarieven vastgesteld. De begraafplaats omvatte aanvankelijk 210 graven. In een graf mochten twee à drie lijken worden begraven. Uit het register der graven blijkt echter dat men zich niet altijd aan die beperking hield. Zo werd een huurgraf aangetroffen waarin vijf doden waren begraven en in de graven van de diaconie-armen vonden soms vier of vijf begravingen plaats. Het was woekeren met de ruimte.

De graven waren verdeeld over drie klassen. De eerste klasse graven waren in het midden gelegen, de lagere klassen meer aan de zijkanten. Zo treffen we nu nog pal midden op het terrein een met ijzeren hek omgeven familiegraf aan van de burgemeestersfamilie De Coningh (de eerste burgemeester van 1827-1850). Daaromheen staan nog grafstenen met namen van bekende Maaslandse families als Doelman, Van Vliet, Noordam, Van Staalduinen en Van der Kooij.

Het familiegraf van burgemeester De Coningh

Maasland 2024 - Het familiegraf van burgemeester De Coningh

Piet Houtenbos

Geheel terzijde, eenzaam in het gras, staat een wit kruis. Het vermeldt de naam Alexsander Feldmann, geboren 1910 te Reval, overleden 12 oktober 1927 te Maasland. Een raadselachtig gedenkteken. Het betreft hier het graf van een jonge zeeman, vermoedelijk uit Estland. In die tijd behoorde een deel van 't Scheur (de Nieuwe Waterweg) nog tot het grondgebied van de gemeente Maasland. Regelmatig spoelden hier lijken aan, meestal van verdronken zeelieden. Ze werden dan op de Maaslandse begraafplaats ter aarde besteld.
Alle kosten waren overigens voor de gemeente, inclusief het vervoer, de kist en de begrafenis. Vaak bleven de overledenen anoniem, maar van deze Alexsander Feldmann is de naam achterhaald en op dit kruis bewaard gebleven. Zijn graf staat in feite symbool voor al die omgekomen naamloze drenkelingen.

Een 'zeemansgraf'

Maasland 2024 - Een zeemansgraf

Piet Houtenbos

Naar schatting hebben in de periode vanaf 1829 op deze kleine begraafplaats ruim 4.000 Maaslanders hun laatste rustplaats gevonden. Per jaar vonden gemiddeld 40 begravingen plaats, maar in de jaarlijkse overzichten zijn er pieken te zien, zoals in 1849 toen in het dorp een cholera-epidemie heerste en in 1871 tijdens een pokkenuitbraak. Deze besmettelijke ziekte heerste kennelijk ook in naburige woonplaatsen. Het gemeentebestuur van Maasland kondigde de gemeente De Lier in een brief aan: 'Wegens buitengewoon groot aantal lijken dat de laatste tijd op de burgerlijke begraafplaats is begraven, is besloten alleen lijken van ingezetenen toe te laten'. Deze maatregel hield waarschijnlijk ook verband met een in 1872 ingevoerde wettelijke regeling voor het vervoer en het opbaren van overledenen aan een overdraagbare ziekte. Zij moesten op de kortst mogelijke afstand naar een begraafplaats worden overgebracht. Elke begraafplaats diende volgens de wet te beschikken over 'een locaal ingerigt voor tijdelijke bewaring van eene overledene aan een besmettelijke ziekte'. In tijden van rondwarende plagen raakte het Maaslandse baarhuisje overbezet.

Van oud naar nieuw

In 1932 werd de nieuwe en nog steeds in gebruik zijnde begraafplaats geopend. Deze is gelegen aan de Hofsingel, aan de overzijde van de oude begraafplaats aan de Commandeurskade. Ruimer van opzet en voorzien van een kleine kapel. Het oude graf is daarna nooit officieel gesloten. Er werden echter na de ingebruikneming van de nieuwe begraafplaats geen graven meer uitgegeven. Wel kwamen er, zij het zeldzaam, nog begravingen voor in een familiegraf waarvan de eigenaar nog rechten had.

Zo nu en dan kwam de oude begraafplaats nog in de gemeenteraad van Maasland ter sprake. Zo achtte wethouder Houtenbos dit stukje grond van monumentale waarde. In 1988 stelde de gemeente aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg voor om de begraafplaats op de lijst van beschermende monumenten te plaatsen. De Rijksdienst wees het voorstel echter af. Het object zou weliswaar van betekenis zijn voor de lokale historie, maar in landelijk perspectief van te weinig waarde. Niettemin geniet de oude begraafplaats nog steeds de bescherming van openbaar eigendom en wordt deze door de gemeente Midden-Delfland naar behoren onderhouden. Voor het overige is het aan de Historische Vereniging Maasland om het behoud goed in het oog te houden.

Restanten van grafmonumenten

Maasland 2024 - Restanten van grafmonumenten

Piet Houtenbos

Tot slot een toepasselijk gedicht (Spanjaardslaan) van Jean Pierre Rawie, met mijmeringen over een oude begraafplaats, voor dit verhaal gesitueerd in Maasland:
Al had je er ook verder niets te zoeken,
Het loont zich naar het dorp Maasland te gaan
Alleen om de begraafplaats te bezoeken,
De oude dodenakker aan een kleine laan.

Achter het hek met schedels op de hoeken
En tussen opgeschoten bomen staan,
Verzakte zerken, zuilen, stenen boeken,
Steun zoekende tegen elkander aan.

De meeste teksten zijn niet meer te lezen,
Maar alles is je blindelings bekend:
Wat ik nu ben zul jij ook eenmaal wezen
Zoals ik eenmaal was wat jij nu bent.

Doch al die dood wordt door een eeuwig leven
Zacht ruisend overgroeid en overgroend,
Zozeer, dat wie hier rondgaat zich weer even
Zelfs met het onverzoenlijke verzoent.

Auteur: Piet Houtenbos - Historische Vereniging Maasland. Voor deze bijdrage is gebruik gemaakt van een publicatie van Klaas Boschma, in het Jaarboek 1997 van de Historische Vereniging Maasland