Historische rubriek: Hoek van Holland en de Holland Amerika Lijn
Uit Hoek van Holland vertrekken dagelijks de schepen van de Stena Line naar Engeland. Weinig mensen weten dat op de plaats waar nu de ligplaats van de Stena Hollandica en Stena Britannica is, zo'n 110 jaar geleden af en toe schepen van de Holland Amerika Lijn (H.A.L.) aanmeerden.
Omstreeks 1895 was de H.A.L. door concurrentie van met name de Red Star Line, die vanuit Antwerpen op New York voer, genoodzaakt nieuwe en grotere schepen te bestellen. Dit werden de ROTTERDAM en de STATENDAM die respectievelijk in 1897 en 1898 in de vaart kwamen.
Beide schepen waren aanzienlijk groter dan de schepen die de H.A.L. op dat moment bezat en waren zo succesvol dat reeds in 1898 drie nog grotere schepen besteld werden Deze zouden in 1900, 1901 en 1902 in de vaart komen als respectievelijk POTSDAM, RIJNDAM en NOORDAM.
De Nieuwe Waterweg
Met de nieuwe schepen kon de H.A.L. de strijd met de concurrentie aan, maar een nadeel was dat deze schepen niet volledig konden worden afgeladen in verband met de beschikbare waterdiepte op de Nieuwe Waterweg. Dit betekende een behoorlijke winstderving.
Beruchte ondiepten lagen in die tijd in 'Het Zuiden' (dit is ongeveer ter hoogte van de huidige stormvloedkering), in het Scheur (bij Maassluis) en bij Pernis. Hierdoor moest, nog meer dan bij de oude schepen, vaak enige uren buitengaats worden geankerd in afwachting van voldoende water. Een vertraging die door de passagiers niet op prijs werd gesteld.
Er moest een oplossing voor deze problemen worden gevonden, maar het zag er niet naar uit dat de Nieuwe Waterweg op korte termijn te allen tijde goed bevaarbaar zou zijn.
Gebruik van de Harwichsteiger
In die tijd werd de spoorlijn naar Hoek van Holland, waarover ondermeer de internationale treinen in aansluiting op de Harwichboot reden, geëxploiteerd door de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (H.IJ.S.M.).
Al in augustus 1898 was er overleg tussen de H.A.L. en de H.IJ.S.M. over het medegebruik van de Harwichsteiger door H.A.L.-schepen.
Mits de Harwichboten altijd voorrang zouden krijgen had de H.IJ.S.M. geen bezwaar en op 11 september 1900 meerde de binnenkomende ROTTERDAM van ± 12 uur tot ± 15 uur voor proef af aan de Harwichsteiger, waarna het schip opstoomde naar Rotterdam. Het Rotterdamsch Nieuwsblad schreef hierover het volgende:
Het stoomschip 'Rotterdam' van New-York op Rotterdam loste gistermorgen voor het eerst zijn passagiers aan den Steiger te Hoek van Holland. Voor de reizigers was dit een buitenkansje, daar door den lagen waterstand het schip eerst veel later naar Rotterdam kon opstoomen. Een trein stond gereed, er was dus geen oponthoud.
Kennelijk was deze proef geslaagd, want de H.A.L. en de H.IJ.S.M. begonnen onderhandelingen over de bouw van een eigen steiger. In september 1901 kreeg de H.IJ.S.M. toestemming van de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid om net bovenstrooms de Harwichsteiger een steiger te bouwen ten behoeve van de H.A.L.
Hierna sloten de H.A.L. en de H.IJ.S.M. een overeenkomst over de bouw, het gebruik, de huur, etc. van de steiger en over bijvoorbeeld de inzet van extra trein(en). Deze overeenkomst werd aangegaan voor een periode van 10 jaar, ingaande op de dag dat de steiger met loods en spoorwegaansluiting werden opgeleverd.
De overeenkomst kon twee maal voor 10 jaar onder dezelfde voorwaarden worden verlengd.
De Stoppalen
Los van de proef van het gebruik van de Harwichsteiger door de H.A.L. kwam er in mei 1900 een ligplaats voor diepstekende schepen benedenstrooms de Berghaven gereed, ter hoogte van de huidige Koningin Emma Boulevard.
Deze ligplaats, was gebouwd in opdracht van Rijkswaterstaat en stond wel bekend als de Stoppalen. Ze bestond uit een aantal meerstoelen (dukdalven) en was voor 'algemeen gebruik' door schepen met een diepgang van 78 dm of meer bestemd. Aan de Stoppalen konden de schepen een gunstige waterstand afwachten en eventueel lading in lichters lossen.
Op 24 juli 1900 meerde de binnenkomende STATENDAM als 1e H.A.L.- schip aan de Stoppalen. Het gebruik van de Stoppalen had ook zijn nadelen. Men had niet het alleenrecht, waardoor het altijd mogelijk was dat de palen bezet waren door een schip van een andere maatschappij. Bovendien was het een heel gedoe om de passagiers met hun bagage aan de wal te krijgen. Speciaal hiervoor werd in 1901 de H.A.L.-tender CHICAGO in Hoek van Holland gestationeerd.