Molenaars op de korenmolen van Wateringen in de 18de eeuw
Tijdens de Open Monumentendag op 10 september was korenmolen Windlust niet te bezichtigen. Bij een onderhoudscontrole werden de wieken namelijk afgekeurd en dat betekent herstellen en niet draaien.
Molen Windlust staat dus als hoogste stellingmolen van het Westland na 153 jaar de komende tijd wel statig te staan maar niet te draaien. Van deze molen is bij het 150-jarig bestaan in 2019 een fraai boek verschenen. En in het historisch jaarboek is in 2011 een mooi artikel verschenen van Aart Struijk over de korenmolen van Wateringen waarin hij beschrijft dat lang voor 1869 op deze plek al een korenmolen stond.
In 1326 was er al sprake van 'een molle opden molencamp' en in de belastingregisters van 1561 moest molenaar Jan Adriaensz. twaalf Vlaamse ponden en twaalf kapoenen per jaar betalen voor 'de wintcoornmoolen tot Wateringe' welke hij pachtte van 'den Grave van Arenberge'.
De molen was onderdeel van de Heerlijkheid Wateringen. In 1612 kwam deze heerlijkheid in bezit van de Oranjes en in 1712 via vererving in dat van de koning van Pruisen. Hij verkocht in 1754 de Heerlijkheid met de molen aan stadhouder Willem V van Oranje.
Register van eedaflegging door korenmolenaars
Aart Struijk beschrijft in zijn artikel vele molenaars van de korenmolen, maar over de Pruisische periode kon hij helaas weinig vertellen door het ontbreken van archief informatie. Kortgeleden ontvingen wij van Heero Pol, molenaar op de Delftse molen De Roos, gegevens met namen van molenaars en knechten van de korenmolen te Wateringen tussen 1711 en 1805.
Hij vond die informatie in het archief van Delft, want in de 18de eeuw moesten korenmolenaars en hun knechten in Delft een eed afleggen. Om hun beroep te mogen uitoefenen dienden bepaalde groepen neringdoenden een beroepseed af te leggen. Daaronder vielen dus ook de molenaars en hun knechten. Men moest zich als molenaar houden aan een aantal regels. Zo werden bepalingen opgesteld voor het malen, het toezicht, het dagelijks onderhoud, het bewonen van de molen enz.
Bij overtreding van de bepalingen waren er straffen zoals boete, inhouding van wedde, schorsing of zelfs ontslag. Van deze eedaflegging is een register bijgehouden. Er zijn eden afgelegd in: 1711, 1713-1716, 1722-1723 (zonder vermelding van de molen), 1725, 1726, 1728, 1731, 1732-1735, 1740-1746.
Vanaf 1750 legden alleen nieuwe molenaars en knechten de eed af. Daardoor weten we na 1750 niet altijd hoe lang de molenaars en knechten op de molen bleven. In 1791 werden éénmalig alle molenaars en knechten opgeroepen om de eed af te leggen.
De korenmolenaars van Wateringen
Op basis van het register komen we tot het volgende overzicht van molenaars in de periode 1711-1805:- 1711 Maarten Arentsz. Schenk was de meester molenaar, die als opvolger van Cornelis Hazelaar zijn eerste eed aflegde en in 1713 zijn laatste eed. In zijn periode was Cornelis Outshoorn knecht in 1711 en Dirk Davits in 1713.
- 1714 Opvolger tot in ieder geval 1716 was molenaar Hendrik van der Meulen, ook Van der Moole genoemd.
Over de periode 1717-1724 zijn geen gegevens opgenomen in het register.
- 1725 Jan Overschie werd genoemd; hij was waarschijnlijk de molenaar.
- 1726 Pieter Verwoert werd genoemd; hij was waarschijnlijk de molenaar.
- 1728 Leendert de Ruijt werd als baas genoemd.
- 1731 Jan Jacobsz. van der Wiek, Van der Willik of Van der Wil was baas tot 1734.
- 1735 Cornelis Bleijswijk was baas en in dat jaar was Jan Valkenburg zijn knecht.
- 1740 Joost Janz. Bom, ook Boom genoemd, was baas tot 1743.
- 1744 Hendrik Knot was tot 1750 baas en in het laatste jaar was Huijg Schippers zijn knecht.
- 1751 Huijg Schippers werd zelf molenaar in 1751 en zal dit geweest zijn tot en met 1752
- 1753 Arnoldus van Rijn legde in dit jaar zijn eed af en bleef molenaar tot zijn dood in 1777. In zijn periode legden vijf knechten hun eed af: Abraham de Kok in 1757, Aart Venendaal in 1764, Hendrik van Rijn in 1769, Pieter Ooijkaas in 1771 en Pieter van Rijn in 1773. Arnoldus was ook schepen van Wateringen en had vijf zonen, waaronder Hendrik en Pieter. Allen werden korenmolenaar.
- 1778 Cornelia Koppert, ook Copper genoemd, was de tweede vrouw van Arnoldus van Rijn en runde de korenmolen als baas samen met haar zoon Pieter van Rijn. In 1791 werd een integrale eed afgelegd door Cornelia Koppert als baas en Pieter van Rijn, toen als knecht. Het eigendom van de molen kwam na het vertrek in 1795 van stadhouder Willem V in beheer van het 'Collegie van Administratie der geabandonneerde goederen van de vorst van Nassau'. In 1798 was Pieter van Rijn de molenaar
- 1805 Dirk Ooijkaas, ook Hooijkaas genoemd, was de laatste genoemde in het register als korenmolenaar van Wateringen.
Korenmolen Windlust
De molen werd in 1812 verkocht aan Huijbregt Persoon voor8.320 gulden. Hij overleed in 1814 en zijn zonen Cornelis en Martinus, twaalf en acht jaar oud, werden de nieuwe eigenaars. In 1869 bouwde Cornelis de huidige molen Windlust. Na zijn dood in 1878 volgde zijn kleinzoon David Hoek hem op. In 1930 verkocht David de molen aan Kees Bom. Zijn zonen Henk, Wim, Coen en Bert namen de molen in 1956 over van hun vader. In 1969 is Windlust gekocht door de Stichting Vrienden van de Wateringse molen. Na de grote opknapbeurt werd de molen in 1972 weer in gebruik genomen. Frans en Kees Bom, kleinzoons van Kees Bom hebben daar nu hun veevoederbedrijf.
Auteur: Chris Batist - Historische Vereniging Wateringen-Kwintsheul