Streekhistorie: De rol van de vrouw in de tuin
'De rol van de vrouw in de tuin.' Deze titel van de lezing van kunsthistorica Anne Mieke Backer voor het Genootschap Oud-Westland wekt de indruk dat het over de rol van de vrouw in de Westlandse tuinbouw gaat.
Vanaf de 17de eeuw hadden vrouwen echter al een grote rol in de inrichting van de (sier)tuin.
In de gouden eeuw stond het Slot te Honselersdijk bekend als het Hollandse Versailles. Voor de tuininrichting werden de beste architecten ingehuurd, maar de vrouw van stadhouder Frederik Hendrik, Amalia van Solms, hield zich ook intensief met de tuin bezig. Zij zag hierbij de Engelse koningsdochter Elisabeth I, die was getrouwd met de winterkoning Frederik van de Palts, als haar grote voorbeeld.
Frederik van de Palts was een neef van de stadhouders Maurits en Frederik Hendrik. De calvinistische Frederik werd in 1619 door de protestantse Tsjechische edelen gekozen tot koning van Bohemen. Het koningschap duurde maar een winter, want Frederik werd snel verjaagd door de katholieke Oostenrijkse keizer. Hij ging daardoor onder de naam 'de winterkoning' de geschiedenis in. Het gevolg was de dertigjarige oorlog, die met name Duitsland teisterde en pas in 1648 bij de vrede van Munster werd beëindigd. Frederik van de Palts zocht zijn toevlucht bij neef Frederik Hendrik en ging wonen in een voorganger van het paleis aan de Kneuterdijk in Den Haag, dat nu deel uitmaakt van het complex van de Raad van State.
Calvinistische soberheid
Het hof in Den Haag stond bekend om zijn soberheid. De vrouw van de stadhouder, Amalia, wilde meer grandeur. Amalia had in de winterkoningin Elisabeth met haar rijke hofleven een geweldig voorbeeld. Zij imiteerde haar niet alleen in kleding, haardracht en portretten, maar ook in de tuinaanleg. De vier dochters van Frederik Hendrik en Amalia kregen een gedegen opleiding en werden gedwongen gearrangeerde huwelijken te sluiten.
De dochters konden hun frustraties uitleven in de met eigen geld gefinancierde aanleg van Hollands classicistische tuinen die allemaal een Oranjenaam kregen: Oranienburg in Brandenburg (nog te bezoeken), Oranienstein in Nassau-Dietz, Oranjewoud in Friesland, Oranienbaum in Anhalt-Dessau (bestaat nog) en Oranienhof in Rheinland-Pfalz. Zij hadden ook grote invloed op de ontwikkeling van de hele omgeving van hun huizen en voerden tal van Hollandse producten en werkwijzen in ter verbetering van het vaak schamele gebied.
In het Westland ziet Backer ook invloed van Amalia van Solms op buitenplaatsen als Torenzicht in Poeldijk en Suydervelt in Wateringen. Backer verhaalt over de grote invloed van Amalia van Solms op de tuinarchitectuur in Nederland en via haar dochters ook in Duitsland. Die tuinarchitectuur getuigde van een Nederlands calvinistische instelling: een cultuur van beheersing, orde en regelmaat. De verfijnde schaal, de zuinige verhoudingen en het sobere materiaalgebruik bestempelde Backer als uniek in de wereld.
Anonieme vrouwen
Na de pauze werd de rol van anonieme vrouwen in het landschap belicht. Backer liet zien hoe de rol van de vrouw in de tuin vanaf de middeleeuwen tot in de twintigste eeuw van belang bleef voor het functioneren van de maatschappij. De zwaarte van de taak van vrouwen was afhankelijk van de rijkdom van de boer. Vrouwen van landheren konden, hoewel meestal anoniem, aanwijzingen geven voor de aanleg van tuinen terwijl vrouwelijk werkvolk een veel harder bestaan leidde. Bij het overlijden van een tuinbaas kon zijn weduwe soms uit de anonimiteit treden en het beheer van de tuin overnemen.
Vrouwen hadden vaak veel kennis van kruiden voor medicinale doeleinden en zelfs afrodisiaca en gif, ook al konden ze overwegend niet lezen en schrijven. Het verschil tussen heksen en heiligen was soms flinterdun, meende de spreekster. Vrouwen bleven heel lang anoniem aan het werk en hadden in Nederland geen recht op scholing in de sector. Pas in 1907 met de oprichting van Tuinbouwschool Huis te Lande te Rijswijk, alleen voor meisjes en liefst van de gegoede stand, werd een tuinopleiding mogelijk. Werken in de tuin werd gepromoot als gezond en verheffend. Westlandse vrouwen weten dat natuurlijk al heel lang en hebben vaak al van jongs af aan de handen uit de mouwen moeten steken.
Auteur: Frank de Klerk, Genootschap Oud-Westland.