Archief
uit Van Rijckevorselarchief, Utrechts Archief

Streekhistorie: Het hek van Dijckerwaal

Dijckerwaal. We kennen die naam van de gelijknamige woonwijk tussen Naaldwijk en ’s-Gravenzande.

Maar wist je dat er hier ruim anderhalve eeuw geleden nog een prachtige buitenplaats lag? Een verkoopakte uit 1737 vertelt ons wat er allemaal te zien was op die buitenplaats Dijckerwaal: "een seer vermaakelijke Hofstede, genaamt Dijckerwaal geleegen even agter de dorpe van Naaldwijk aan de rijweg van daar naar s-Gravensande, zijnde voorsien met een seer schoone en logeable heerenhuijsinge, tuijnmanshuijsing, koetshuijs en stalling voor acht paarden, alsmede met een extraordinaire groote en vischrijke vijver, wateringen, cingels, laanen, tuijnen en boomgaarden met het regt omme twee paar broedende swaanen te mogen houden op of om de voorschreeve hofsteede, welk regt te leen gehouden werd van den huijse van Wassenaar".

Op het kaartje bovenaan dit artikel zien we waar de buitenplaats lag. Linksboven zien we de Waalweg (nu Naaldwijkseweg). In de scherpe 90-gradenbocht van deze Waalweg staat u (nu) ter hoogte van het benzinestation Texaco. Binnen het paasr gekleurde kader (water) staat het herenhuis Dijckerwaal. Het grote paars gekleurde vlak is de grote visrijke vijver, waar de verkoopakte over sprak.

In een archeologisch onderzoeksrapport lezen we over deze vijver: De vraag of de waterpartij een natuurlijke oorsprong heeft kan niet met zekerheid beantwoord worden. Echter, afgaande op de grote variaties in de diepte van de waterpartij lijkt een natuurlijke oorsprong als vloedkreek waarschijnlijk. Daarnaast moet het uitgraven van een waterpartij tot een diepte van maximaal 4,8 m een aanzienlijk tot haast onwaarschijnlijk karwei geweest zijn. De scherpe begrenzingen van de waterpartij doen wel menselijke invloed vermoeden. Het is dan ook het meest waarschijnlijk dat de waterpartij een natuurlijke oorsprong heeft en in de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd door menselijk ingrijpen is omgevormd tot een rechthoekige vijver.

De naam “Dijckerwaal” suggereert bovendien, dat bij één of meerdere dijkdoorbraken een waal (kolk) werd uitgesleten. Mogelijk is dit kolkgat een voorloper van de later aangelegde waterpartij bij de buitenplaats. (uit De buitenplaats Waelwoning te ’s Gravenzande, ADC Archeoprojecten, 2011)

Nw. Rotterdamsche Courant 12 juni 1856

Het grote herenhuis op de buitenplaats, dat toebehoorde aan de familie Van Rijckevorsel, is in 1856 “op afbraak” verkocht en datzelfde jaar nog gesloopt. De bijgebouwen (met drie daken) bleef nog gespaard, evenals de vijver (die uiteindelijk rond 1890 is gedempt) en het markante toegangshek aan de rand van de buitenplaats.

bijgebouwen buitenplaats Dijckerwaal

Het hek van Dijkckerwaal
En dat hek was niet zomaar een hek. Dit was een “rijk Lodewijk XV-hek (daterend midden 18e eeuw), in zijn soort een stuk van ongemene royaliteit. Bijzonder karakteristiek en van een vrij zeldzaam voorkomend genre”.

J. Verheul Dzn. geeft ons in zijn boek “Merkwaardige oude inrijhekken…” (1936) een mooie beschrijving van het Dijckerwaalhek:
Het hek heeft geen gemetselde pijlers, doch bestaat uit door stevige schoren gesteunde gesmeed ijzeren dubbele hekstijlen, die, op eenigen afstand van elkander geplaatst, met sierlijk krulsmeedwerk zijn verbonden en waaraan de groote draaihekken zijn bevestigd. Zoowel aan de linker- als aan de rechter-zijde zijn breede voluutvormige gesmeed ijzeren zijstukken met scherpe punten aangebracht, om overklimmen te voorkomen. De eenvoudig behandelde draaihekken hebben aan de bovenzijde een slingerenden band, waartusschen in sierlijk gesmede ijzeren letters de naam ,,Dijkerwaal" staat aangegeven met daarboven een elegant bekroningsstuk”.

Waar stond dat hek nou precies?

Het hek stond kort na de scherpe bocht van de Naaldwijkseweg schuin tegenover het huidige benzinestation.

In 1920 is ook de grond van de buitenplaats en zijn de bijgebouwen verkocht door Van Rijckevorsel. Groentekweker A. Boers kreeg het stuk grond waar het hek op stond, in handen. Hij liet er rond 1921 een tuinderswoning bouwen. De bijgebouwen (de drie daken) van de buitenplaats zijn nog blijven staan tot 1943, toen ze in opdracht van de Duitsers gesloopt moesten worden wegens de aanleg van de tankval.

Terug naar het hek
Het unieke 18e eeuwse Lodewijk XV-toegangshek heeft dus vanaf 1856 eigenlijk zonder functie langs de kant van de Naaldwijkseweg gestaan. Maar het bleef niet onopgemerkt. In 1922 werd de familie Van Rijckevorsel benaderd door dhr. A. van Erven Dorens, directeur van het Openluchtmuseum in Arnhem. Het Openluchtmuseum wilde het hek graag plaatsen in haar museumpark, maar had geen geld om het te bekostigen. Van Rijckevorsel biedt aan de kosten voor afbraak en vervoer voor zijn rekening te nemen.

Drie jaar later vraagt Van Erven Dorens per brief hoe het staat met de overdracht van het hek. Van Rijckevorsel blijkt verwikkeld te zijn in een juridisch gevecht over wie nou eigenaar is van (delen van) het hek. Dat is bij de verkoop namelijk niet goed beschreven. Het blijkt dat het hek zelf niet is inbegrepen bij de verkoop in 1920 maar de beide zijvleugels van het hek wel. En de nieuwe eigenaar van de zijvleugels (Boers) licht dwars. Hij stelt dat wanneer de zijvleugels zouden worden verwijderd, de muren van de dam zouden kunnen inzakken. En dan krijgt hij problemen met het waterschap. In 1930 doet het museum nog een poging om beweging te krijgen in de kwestie Dijckerwaalhek, maar stelt ondertussen vast dat het hek inmiddels in vervallen toestand verkeert en dat veel ijzer is doorgeroest. En hoewel Van Rijckevorsel nog eens 300 gulden beschikbaar stelt, ziet het museum in 1933 uiteindelijk toch maar af van overname van het hek.

Wil het Westland het hek wel behouden?
Er verstrijken weer een paar jaren. In 1937 schrijft dhr. Ozinga in de Nieuwe Rotterdamsche Courant een krachtig pleidooi om wat zuiniger om te springen met het erfgoed in/van Westland. Onder de titel “Artistiek oud roest” schrijft hij: “Er is nauwelijks een streek in ons land, welker karakter door ontwikkeling der laatste vijftig jaar zoo ingrijpend is gewijzigd als het Westland. Waar eertijds weilanden en landgoederen waren, strekken zich thans tuinbouwgronden uit, met eindelooze rijen warenhuizen en broeikassen. Men weet, dat de schaduwzijde van dergelijke moderniseering vooral in de eentonigheid en vervlakking ligt, welke zij onvermijdelijk schijnt mede te brengen. Overal staan thans aan gelijke kaarsrechte geasfalteerde wegen, met steeds eendere betegelde rijwielpaden, voor het oog dezelfde karakterlooze hekken in een spoedig vuilgeworden aluminiumkleur, en burgerlijke tuinders-en andere huisjes in meestal gewilde vormen”.

tekening van hek Dijkerwaal ca. 1932 Collectie Rotterdams Archief

Op deze tekening uit het boek van Verheul zien we linksachter de drie daken van de bijgebouwen van de buitenplaats Dijkerwaal. De man met hond zou wel eens Boers kunnen zijn.

Ook Verheul (de schrijver van het boek over oude inrijhekken) maakt zich zorgen om het hek. Hij schrijft “Het interessante, mooie, iets verwaarloosde en vervallen hek, dat nu een zielige vertooning maakt, doet tegenwoordig dienst als afsluiting der achterliggende groentekweekerij, welke in eigendom toebehoort aan den heer H. Boers A.zn. te 's Gravenzande…. Zeker is het de moeite waard, dit hek voor verderen ondergang te behoeden, door het met hulp van gemeente en rijk aan te koopen en een waardiger plaats in de omgeving te bezorgen.

En dat was niet tegen dovemansoren gezegd. Want ook het onlangs opgerichte Genootschap Oud-Naaldwijk begon zich te roeren.

C. Freen (ca. 1936)

We lezen in een brief van mw. H. Lagerwey-de Graaff aan dhr. van der Marel (secretaris van het Genootschap): “Het was altijd zo’n pracht hek en we hebben er zo vele malen met lust naar gekeken. De letters, ook zo mooi, van voren, zijn nog verguld. We wensen U van harte succes met Uw voornemen en hopen dat het prachtige hek voor het Westland behouden zal blijven”. Mw. Lagerwey stelt voor een geldinzameling te houden onder de leden van het Genootschap. Het is er niet van gekomen. De gemeente Den Haag was ze voor.

Hek gaat naar Den Haag
Na publicatie van het artikel van Ozinga, die schreef dat het hek er voor oud roest bij lag, werd ook de Monumentencommissie van Zuid-Holland onrustig. Zij kwamen met het idee om, samen met de gemeente Den Haag, het hek over te nemen en te restaureren. En ze wisten ook al een leuke bestemming voor het hek. Helbers van de Monumentencommissie schreef in 1938 “Wanneer geen grondige reparatie van dit zwaar gehavende hek plaatsvindt, heeft het binnen enkele jaren alleen nog waarde als oud ijzer” Uit de archieven blijkt dat de Monumentencommissie -na dagvaarding- “de duimschroeven heeft aangezet” aan eigenaar H. Boers. Hij gaat uiteindelijk overstag en stemt in met overname van het hek. In november 1938 wordt het hek weggehaald, waarna het wordt gerestaureerd..

kasteel Binckhorst, ca. 1940

Het hek wordt vervolgens (in 1938) herplaatst op de kruising van de nieuwe toegangsweg en de gracht om de achtertuin bij kasteel De Binckhorst. Bij de restauratie waren de letters Dijkerwaal op het hek gewijzigd in Binckhorst. Op het linkerhek staat Binck, rechts Horst. Het hek heeft bij de restauratie wel een paar kleine veranderingen ondergaan. Zo zijn de kuiven boven de dubbele hekstijlen verdwenen en is het bekroningsstuk boven de draaihekken vereenvoudigd.

Ik sluit af met een tekst uit een AD-artikel over het echtpaar Smitsloo (eigenaren van kasteel Binckhorst): Kasteel De Binckhorst. Het vergeten kasteel wordt het ook wel genoemd. Maar nu de Binckhorst een hippe woonwijk wordt, komt op termijn ook het enige Haagse kasteel (dat al genoemd werd in 1308) weer in het zicht. Gebouwen eromheen zijn al gesloopt. En het kasteeltje krijgt haar slotgracht terug .

De hoofdingang wordt weer gericht naar de Vliet en ook een replica van de oude poort keert aan die kant in al zijn praal terug. ,,We zijn in overleg met de gemeente Daar zijn we nagenoeg uit," zeggen eigenaren Menno en Miep Smitsloo. (2020) Bij het schrijven van dit artikel heb ik heel veel informatie gekregen van Gerard Beijer, die ik hierbij nog eens wil bedanken.

Auteur: Jan Buskes van het Historisch Archief Westland