Archief

Streekhistorie: De Nieuwlandse Polder in 's-Gravenzande

Pas in de late Middeleeuwen is dit gebied ontstaan door verzanding van de Maasmonding. In de vroege Middeleeuwen liep de noordelijke oever van de Maas via de lijn Maassluis, Westerlee langs Naaldwijk naar Monster. Na het jaar 1000 is die brede Maasmonding langzaam gaan verzanden en ontstond een grote zandplaat ten zuiden van Monster. Op deze zandplaat ontstond in het midden van de 12de eeuw de nederzetting 's-Gravenzande. Dit proces van verzanding en aanslibbing ging door, waardoor er in zuidelijke richting steeds meer nieuw land gevormd werd.

Om deze nieuwe landaanwas te consolideren werd een dijk aangelegd. Dit ging in etappes, zo werd o.a. de Oude dijk aangelegd en later in de eerste helft van de 13de eeuw de Delflandse Maasdijk. Het buitendijkse gebied bleef in zuidelijke richting aanslibben en daarbij ontstond vanaf de 14de eeuw een wad-achtig gorzengebied wat als nieuw land Grafelijk bezit was. In 1322 werd dit gebied voor het eerst vermeld in een akte waarbij het "den Grooten Andel" werd genoemd. Dit zou een verwijzing kunnen zijn naar angel of haak en zou kunnen duiden op de haakvormige duinvorming die langs de rivieroever ontstond en aansloot op de duinen langs de kust.

Kaart van de Nieuwlandse polder en het Staelduin

In 1328 gaf graaf Willem III van Holland het gorzengebied in leen aan Gerard van Voorne. Zijn dochter Machteld verpachtte dit in 1371 aan Willem van Naaldwijk, die het recht kreeg om het gebied te bedijken. In 1372 overleed Machteld van Voorne en kwam het gebied in bezit van het Kapittel van Sint Marie van de hofkapel (het Binnenhof) in Den Haag. Het pachtcontract met Willem van Naaldwijk werd beëindigd, waarschijnlijk omdat hij de bedijking van het gebied nog steeds niet ter hand had genomen. In 1414 werd het gebied opnieuw ter bedijking uitgegeven en nu aan de kanunnik Jan Gillisz. Van Wissenkerke, deken van het kapittel van Sint Pieter in de Noordmonsterkerk te Middelburg. De bedijking was in 1415 gereed en zo ontstond de polder het Nieuwland genaamd den Andel.

De Nieuwe Sluis opgegraven (in 1988)

Van Wissenkerke kreeg het recht om zelf dijkgraaf en hoogheemraden aan te stellen. De polder werd hierdoor geheel onafhankelijk van het landsheerlijk gezag en verkreeg daarmee een voor die tijd zeer bijzonder privilege. Bij deze overeenkomst werd tevens vastgelegd dat de buitendijkse gorzen die de bedijking volgden ook bij het Nieuwland hoorden, dus ook alle toekomstige grondaanwas. Dit zou in de toekomst nog een goudmijn worden voor de eigenaren van het Nieuwland, omdat de aanwas maar doorging en het gebied zo vele malen groter werd dan de Nieuwlandse polder. In de 17de en 18de eeuw werd dit buitendijkse gebied, het zogenaamde Buiten-Nieuwland, verder bedijkt, waardoor o.a. de Bonnenpolder ontstond.

Kaart van het Staelduin met dorp uit 1560

Het Nieuwland werd ingepolderd door de aanleg van de Nieuwlandse dijk, die aansloot op de rij duinen die de kust beschermden. Langs de Maasoever had zich ook een duinwal gevormd, haaks op de kustduinen gericht. Hier bevonden zich o.a. de Staelduinen. Deze haakse duinwal was echter niet aaneengesloten en ook niet overal hoog genoeg om stormvloeden te weerstaan. De Nieuwlandse dijk werd aangelegd net achter deze duinwal, wat dus een extra bescherming gaf. Ongeveer ter hoogte van de Heenweg sloot de Nieuwlandse dijk aan op de Delflandse Maasdijk. Niet helemaal op dezelfde plaats waar nu de Papedijk ligt, maar waarschijnlijk iets zuidelijker. De dijk is hier ooit een keer doorgebroken wat nu nog te zien is in het landschap, omdat de Papedijk hier een eigenaardige kronkel maakt. Na een dijkdoorbraak ontstond een diep uitgesleten kolkgat. Als men de dijk weer wilde dichten moest men voor de zekerheid in een ruime bocht om die kolk heen. Wanneer die dijkdoorbraak is geweest is niet helemaal duidelijk, waarschijnlijk ergens in de 15de eeuw.

De Nieuwe Sluis afgebroken voor de aanleg van de Nieuwe Laan/Haakweg

De Papedijk liep sinds 1449 vanaf de Nieuwlandse dijk naar de Staelduinen om een waterscheiding te creëren. Bij hoog water kon de vloed namelijk achter de Staelduinen langs nog in het buitendijkse gebied tussen de Nieuwlandse dijk en het Staelduin binnendringen. Bij stormvloed kwam het water uit zuidelijke richting vanuit de Maas, ging het achter de Staelduinen langs en werd het opgestuwd in de hoek waar de Nieuwlandse dijk aansloot op de Delflandse Maasdijk. Dit was altijd een zwak punt en vandaar dat de dijk daar ooit is doorgebroken.

Kaart van de opgeslibde gronden ten zuiden van 's-Gravenzande

De Papedijk kwam aan haar naam, omdat de priesters van de uithof Heimond aan het St. Jorispad, een bezitting van het klooster Mariënweerd in de Betuwe, via deze dijk naar het dorpje in het Staelduin liepen om daar in de kapel de H. Mis op te dragen. Die kapel was gesticht in 1373 door Willem van Naaldwijk, wat logisch was omdat hij toen dat hele buitendijkse gebied in pacht had. In de Staelduinen bevond zich een nederzetting waar voornamelijk vissers woonden. De naam Staelduinen zou ontleend zijn aan de stalen van de vissers, dit zijn de palen of staken waartussen zij hun netten spanden. De bewoners van het dorpje visten voornamelijk op zalm in de Maas, maar ook in het gorzengebied plaatsten zij hun netten en fuiken in de stroomgeulen, waar het bij het op- en afgaande water van de eb- en vloedstromen goed vissen was. De Staelduinen waren zo hoog en breed dat men daar goed beschermd was tegen stormvloeden en zeer veilig kon wonen.

De Nieuwlandse molen ca. 1970

De Nieuwlandse poldermolen na de ophoging ca. 1988



Tijdens de Reformatie en de gevechten in het begin van de 80-jarige oorlog is de kapel waarschijnlijk verloren gegaan. In de 17de eeuw bleef het buitendijkse gebied verder aanslibben en daardoor kwamen de vissers van het Staelduin te ver van het water af te zitten. Zij trokken weg en van het dorpje bleef alleen een enkele boerderij over die nu nog te herkennen is in de Oude Koestal en de voormalige boerderij van Weterings.

Auteur: Ton Immerzeel van het Westlands Museum