Archief

Streekhistorie: Waterput als schuilplaats bij razzia

In 2020 staat de herdenking van 75 jaar bevrijding van Nederland centraal. In Westland wordt met een scala aan activiteiten teruggekeken op deze heugelijke gebeurtenis en op de vijf donkere jaren die daaraan vooraf gingen. Ook in deze rubriek komt de periode 1940-1945 regelmatig langs. Als aftrap is hier het verhaal dat Leo van Gaalen in 2012 schreef over de razzia die op 20 december 1944 plaatsvond in het Westland en die hij beleefde in de Herenstraat in Wateringen.

Op 5 december 1940 verhuisden wij van Herenstraat 45 naar Herenstraat 150. Als u dit leest zult u zeggen: dat is niets bijzonders. En dat is correct, want verhuizingen gebeuren dagelijks. Maar de omstandigheden waaronder, de manier waarop en de snelheid waarmee deze verhuizing tot stand kwam, is toch wel het vermelden waard.

Laatstgenoemde woning stond al enkele maanden leeg omdat het bejaarde echtpaar Hein Zwinkels-van Steekelenburg de woning had verlaten en zich had gevestigd in het toenmalige bejaardentehuis Huize St. Jan, dat recht tegenover hun huis gebouwd was. Het huis kwam toen in bezit van hun zoon Leen, de latere wethouder en locoburgemeester, die ernaast woonde op nummer 152. Omdat hij in de gemeenteraad zat, had hij goede contacten met enkele ambtenaren van het gemeentehuis en van hen hoorde hij dat de Duitse bezetters plannen hadden om het huis te vorderen om er soldaten in te legeren of als gelagkamer te gaan gebruiken voor de in Wateringen gelegen soldaten. En dat zag hij helemaal niet zitten. Omdat hij ook wist dat mijn ouders, het echtpaar Theodorus G. van Gaalen en Maria C. van der Zijden, met hun tien kinderen in leeftijd variërend van 8 tot 25 jaar, op zoek waren naar een grotere woning stond hij een dag na zijn informatie 's morgens om half acht op de stoep van ons huis met het dringende verzoek om op stel en sprong naar nummer 150 te verhuizen. Hij stelde al zijn personeel en de veilingschuit ter beschikking om dit in een dag te klaren. En zo gebeurde het dat wij 's morgens in nummer 45 uit bed kwamen en 's avonds, na eerst nog een beetje het sinterklaasfeest gevierd te hebben, in het nieuwe huis nummer 150 naar bed gingen.

Herenstraat 150 in 2012

Voor ons was het een ideaal huis. Het voorste gedeelte bestond uit een grote woonkamer met daaraan een erker aan de voorzijde. Deze kamer werd meestal op zondag bewoond. Aan de andere kant van de voordeur was een zijkamer, die in de week gebruikt werd met daarachter een opkamer als slaapkamer voor de ouders. Via een ruime trap kwam je op een grote zolder met nog een ouderwets rookhok waarin vlees kon worden gerookt. Aan de straatzijde waren drie slaapkamers. Deze werden gebruikt door de zes meisjes. Het achterste gedeelte was van oudere datum en bestond uit een grote woonkeuken met daarnaast een grote kamer die via porte-briséedeuren verbonden was met de grote voorkamer. Bij openstaande deuren was de totale lengte van de kamers bijna twintig meter. Via een trap in de keuken kwam je op de achterzolder. Daar waren een grotere en twee kleine slaapkamers getimmerd, die voorheen als slaapplaats dienden voor veldstudenten, die in het Westland het tuindersvak leerden. Deze drie kamers waren voor de vier jongens. Onder de steile keukentrap bevond zich een waterput. En over deze put gaat het verhaal.

In de zomervakantie van 1941 - ik zou per 1 september naar de ULO in Rijswijk gaan -, gaf mijn moeder mij als taak deze waterput eens schoon te maken, omdat in de loop der jaren er nogal wat vuil van de daken in het water was gekomen. Het zou heel gemakkelijk zijn, want de vloer van de keuken was van plavuizen en er was een uitlaatgat naar buiten, dus ik kon de opgehaalde emmers ter plaatse leeggooien. En dus begon ik met goede moed aan het karwei, maar dat viel wel wat tegen. Na 100 emmers was ik nog niet veel opgeschoten... Meer dan 300 emmers heb ik opgehaald en geleegd voordat ik een grote groentekist op zijn kop op de bodem kon laten zakken om beneden droog te kunnen inspecteren. En wat bleek? De put was niet de gedachte vierkante put van 80 bij 80 centimeter, maar had onder de keuken nog een uitloop van 1,20 meter. De hoogte hiervan was ook 1m20 meter en de breedte ruim 1 meter. De put kon meer dan 3 kubieke meter water bevatten. De muren hebben wij afgeschrobd en het vuil zo veel mogelijk verwijderd, zodat het water weer goed bruikbaar was.

In het najaar van 1944 werd de dreiging van een razzia steeds groter en er moest nodig een schuilplaats worden gemaakt om eventueel drie man - Aad (28 jaar), Antoon (23 jaar) en ikzelf (17 jaar) - te kunnen herbergen. Want bij razzia's werden mannen opgepakt van 17 tot 45 jaar. In familieberaad werd toen geopperd om de waterput als schuilplaats in te richten. Hiertoe moest eerst de regentoevoer worden afgesloten en een nieuwe afvoer naar buiten worden gelegd. Daarna weer water uit de put scheppen tot er nog maar 10 centimeter in stond. Als de Duitsers van in de put zouden kijken, dan zouden zij het water zien blinken en werd het idee van een lege droge put voorkomen. Tenslotte werden drie groentekisten op zijn kop in de put tegen de achterwand geplaatst en twee kisten voorin waarop wij konden staan als wij de put ingingen. Zaten wij achterin dan werden die twee kisten naar ons toegetrokken en konden wij onze benen daar op leggen. Keek je dan in de put, dan was er alleen water te zien en dus was de schuilplaats gereed.

Aad Antoon en Leo van Gaalen

En toen kwam 20 december 1944. Mijn broer Aad was in die tijd dirigent van het parochiekoor in Naaldwijk. Hij stapte 's morgens om zes uur op zijn fiets om in Naaldwijk de Gulden Mis (een speciale Heilige Mis ter ere van Maria) te dirigeren. Maar op de Mariëndijk, op de grens met Honselersdijk, werd hij door Duitse soldaten tegengehouden en teruggestuurd met de mededeling dat hij zich klaar moest maken voor de reis naar Duitsland. Terugfietsend naar huis heeft hij diverse mensen, die onderweg waren naar hun kerk in Kwintsheul en Wateringen, kunnen vertellen dat de razzia op handen was en met dit verhaal kwam hij ook thuis. Maar om nu direct in de waterput te gaan zitten, vonden wij nog niks. Vanuit de erker in de voorkamer had een van mijn zussen een goede kijk in de Herenstraat. En om ongeveer tien uur werden de eerste soldaten in de verte gesignaleerd en zochten wij onze schuilplaats op. Rond half elf werd bij ons aangebeld. De soldaten kwamen binnen en doorzochten het hele huis. Maar aan de put werd voorbijgelopen en dus vertrokken zij. Maar wij durfden nog niet naar boven te komen en bleven nog enkele uren in de put.

Rond twee uur trokken de Duitsers weer naar het Plein om de opgepakte mensen mee te nemen. En om drie uur, toen alles veilig leek, zijn wij uit de put gekropen en konden wij ons wat vertreden en opgelucht ademhalen. Deze razzia hadden wij gelukkig overleefd. In die winter is er nog een keer alarm geweest. Een van mijn zussen hoorde midden in de nacht Duitse soldaten pratend door de straat gaan en heeft ons toen gewekt. Wij hebben wel bij de put gezeten maar zijn er niet ingegaan. Achteraf was het loos alarm.

Na de bevrijding is de regentoevoer weer naar de put gelegd en deed de put weer dienst waarvoor hij gemaakt was. Na 1956 is het achterste gedeelte van het huis afgebroken, maar de put is wel gebleven, hoewel hij geen dienst meer doet. Een grote plaat bedekt nu de put.

Een verhaal van de Historische Vereniging Wateringen-Kwintsheul