Streekhistorie: Oorlog in het Staelduinse bos, mei 1940
In de vroege ochtend van 10 mei 1940 vallen Duitse troepen ons land binnen.
Duitse parachutisten landen op de vliegvelden Ypenburg en Ockenburgh, die na verovering gebruikt kunnen worden voor aanvoer van meer Duitse troepen. Op weg naar vliegveld Ockenburgh is een groep Duitse transporttoestellen uit koers geraakt door aanvallen van Nederlandse Fokkers D-XXI. De piloten zagen in het schemer van het ochtendgloren het Staelduinse bos in ’s-Gravenzande aan voor Ockenburgh. Omstreeks 04.00 uur dropten ze hier ongeveer 50 parachutisten onder leiding van Oberleutnant Von Roon. Na landing in de Bonnenpolder verzamelden ze zich in het Staelduinse bos.
De legerleiding in het Fort van Hoek van Holland dacht op 10 mei ten onrechte dat de eenheden Duitse parachutisten en luchtlandingstroepen die bij het Staelduinse bos waren geland het fort wilden aanvallen. Dat gevoel werd nog versterkt door het feit dat er ook Duitse troepen op het eiland Rozenburg waren geland waarvan men dacht dat die de batterijen van Rozenburg wilden veroveren. De Duitsers zouden op die manier de toegang tot de Nieuwe Waterweg kunnen blokkeren.
In afwachting van de komst van versterkingen kreeg de kustartillerie het bevel om alvast het bos te beschieten met de batterijen van het fort op Rozenburg en later ook met die van het fort in Hoek van Holland. Na de beschieting vanaf Rozenburg besloot Von Roon met zijn mannen rond 07.00 uur het Staelduinse bos te verlaten en op te trekken naar Ockenburgh. In de Heenweg vorderde Von Roon een aantal auto’s, twee kleine vrachtwagens en een paar motorfietsen van mensen die naar hun werk gingen. Alle wagens werden voorzien van een hakenkruisvlag om herkenbaar te zijn voor eigen vliegtuigen. Geflankeerd door de motorfietsen vertrok de stoet rond acht uur vanaf de Heenweg met bestemming Ockenburgh.
Bij café ‘De Pet’ op de kruising Naaldwijkseweg-Heenweg stuitten ze op een Nederlandse verkenningseenheid, afkomstig uit Naaldwijk. De verkenners worden beschoten door de Duitse soldaten. Drie Nederlandse soldaten sneuvelen, twee raken gewond en één blijft ongedeerd. Een van de gedode soldaten is Eduard Michels, een neef van de latere bondscoach van het Nederlands Elftal Rinus Michels. De Duitsers laten de zwaarst gewonde achter in het café en nemen de andere twee als krijgsgevangenen mee. Als ze richting Woutersweg rijden, worden ze onder vuur genomen door Nederlandse soldaten die bij de Woutersweg stellingen hadden betrokken. Een man die op weg was naar de veiling en voor de Duitsers uit reed werd gedood door Nederlandse kogels. Ook een andere burger die toevallig op de plek was stierf even later. Von Roon en zijn manschappen verlieten hun voertuigen en vluchtten achterlangs de huizen van de Naaldwijkseweg de polder in. Na hun hergroepering en met achterlating van de geconfisqueerde auto’s, motoren en vrachtwagens besluiten ze te voet verder te gaan. Met hun bewapening trekken ze langs de kassen en warenhuizen via tuinderslanen en paadjes in noordelijke richting verder, richting Ockenburgh.
Inmiddels waren op diverse plaatsen in het Westland barricades opgeworpen om de her en der gelande Duitse troepen te beletten naar Ockenburgh en Ypenburg op te trekken. Op de kruising ’s-Gravenzandseweg-Opstalweg ten zuiden van Naaldwijk was zo’n barricade. Tweemaal hebben Duitse troepen geprobeerd om hier door te breken, maar beide keren mislukte dat. Eén Duitser sneuvelde daarbij en meerdere werden gevangen genomen. De overgebleven Duitsers zijn toen via (de laan van) Dijckerwaal binnendoor langs de Poelkade naar Monster getrokken. Ongetwijfeld stomverbaasde tuinders die op de Poelkade op weg waren naar de veiling, hebben hen langs zien komen. In de loop van de dag hebben deze soldaten zich zonder problemen bij de Duitse parachutisten in Ockenburgh kunnen aansluiten.
Tegen een uur of 11 die ochtend landden in de omgeving van het Staelduinse bos meer dan tien vliegtuigen met luchtlandingstroepen, omdat zij niet terecht konden op de vliegvelden Ypenburg en Ockenburgh. Deze vliegvelden waren namelijk door bombardementen en beschietingen niet meer bruikbaar als landingsplek. De Duitse piloten waren waarschijnlijk misleid door de achtergelaten parachutes van de soldaten die hier rond 04.00 uur waren geland. Ze gingen er vanuit dat de nieuw aangevoerde troepen zich bij de Duitse parachutisten konden aansluiten. De meeste Junkers konden weer opstijgen, maar drie waren vast komen te zitten en kwamen niet meer weg. Eén toestel werd na de landing door Nederlands mortiervuur in brand geschoten. Twee Duitsers verbrandden daarbij, net als de twintig fietsen die zich in het vliegtuig bevonden. Deze tweede Duitse golf bestond vermoedelijk uit zo’n 120 soldaten. Een klein deel begaf zich naar het Staelduinse bos, maar het grootste deel, onder leiding van Oberleutnant Martin, nam stelling aan de westzijde van de Oranjepolder.
Om 13.45 uur krijgen Nederlandse Jagers opdracht om de drie gestrande Ju-52’s in de Oranjepolder in brand te steken. Wanneer ze langs de Heenweg richting Maasdijk gaan, komen ze onder vuur te liggen van Duitse troepen die dit strategische kruispunt hebben bezet. Bovendien worden ze vanaf de Oranjesluizen met mortier- en mitrailleurvuur bestookt door de Gruppe Martin. Na een langdurig vuurgevecht trekken de Jagers zich terug.
In de namiddag trekt een samengestelde compagnie van 140 Nederlandse soldaten naar het Staelduinse bos om het te zuiveren. Voordat ze het bos ingaan wordt dit nog een keer door de artillerie op Rozenburg beschoten. Van verschillende kanten trekken de Nederlandse soldaten het bos in, maar nergens ontdekken ze de vijand. Pas in de buurt van de rentmeesterswoning aan het eind van de Staelduinlaan stuiten ze op een restant van de Duitse luchtlandingstroepen die laat in de ochtend waren geland. Bij de hevige schietpartij die ontstaat vallen onder de Nederlandse soldaten enkele doden en gewonden en sneuvelt een Duitse soldaat. Het grootste deel van de compagnie trekt zich daarna terug en gaat via de Haakweg weer in de richting van Hoek van Holland. Tegen de avond wordt nog een aantal mariniers met blikken benzine naar het Staelduinse bos gestuurd met de opdracht het in brand te steken en zo de Duitse troepen daaruit te verdrijven. Maar deze actie mislukt omdat de lage begroeiing in het bos hoofdzakelijk uit nauwelijks brandbaar lentegroen bestaat.
Op 13 mei werd nogmaals het Staelduinse bos aangevallen door een grote Nederlandse troepenmacht. Daaraan voorafgaand werd het bos nog een keer zwaar onder vuur genomen, zowel door de kanonnen van het fort als van de batterijen op Rozenburg. Aanvallen van Duitse vliegtuigen zorgden bij de opmars nog voor een flinke vertraging, maar toen de Nederlandse troepen eindelijk in het bos aankwamen waren er geen Duitse troepen meer te bekennen. Wel was er heel veel schade te zien van de beschietingen door de kanonnen van het fort. De 24 cm-granaten hadden grote kraters gemaakt en ook waren er veel bomen kapot geschoten. Vanwege de beschietingen hadden vrijwel alle kanonnen van het fort schade opgelopen aan het draaimechaniek en waren buiten werking geraakt.
Op 14 mei werden er nogmaals patrouilles vanuit Hoek van Holland op uit gestuurd. Zij ontdekten alleen bij het dorp Maasdijk en in de Oranjepolder nog een groep van ongeveer 60 Duitse soldaten, de Gruppe Martin. Zij hadden zich op verschillende plekken ingegraven maar lagen steeds onder goed gericht artillerievuur vanuit het fort. Ook die dag deden de Nederlandse troepen nog een vergeefse poging hen uit te schakelen.
Door het terreurbombardement die middag op het centrum van Rotterdam werd echter alles anders. Onder dreiging van nieuwe bombardementen op andere grote steden besloot Nederland te capituleren en kwam er een einde aan de strijd in het Westland.
Auteur: Ton Immerzeel, Westlands Museum
Bron: Jan-Willem van den Beukel: Bezetting en Bevrijding van het Westland 1940-1945, Westland 2020
Als het Westlands Museum weer open kan gaan als de Corona-lockdown wordt opgeheven, is daar nog t/m 4 juli de expositie over het Westland in de Tweede Wereldoorlog te zien.