Archief

Streekhistorie: Rederijkers in Schipluiden

Het thema van het Open Monumentenweekend 2019 was 'Plekken van Plezier'. In Schipluiden werd dit jaar onder andere aandacht besteed aan de dichtkunst, met een verwijzing naar het werk van de rederijkers.

Kerk, kasteel en rederijkers

Meerdere malen wordt in de kerkenraadsboeken van de Hervormde gemeente Schipluiden gesproken over de rederijkers. In het dorp vormden ze het dichtgezelschap 'Het Rosmareyn'. Het ontstaan van de lokale rederijkerskamer vond in 1562 plaats, met een herstart in 1585, toen Otto van Egmond ambachtsheer was. De heren en vrouwen van de Keenenburg blijken ten opzichte van de rederijkers lang een neutrale opstelling te hebben gehad. Terwijl de Gereformeerde Kerk (landelijk, maar ook plaatselijk) zich fel keerde tegen het wereldse rederijkersspel - dat vaak verbonden was aan de plaatselijke kermis - gedoogden verschillende kasteelbewoners het optreden van de rederijkers. Het katholieke volksdeel zorgde voor de meeste deelnemers, maar er deden ook protestantse jongeren mee, zoals de kinderen van schout Jan van Lis en later de dichter Hubert Korneliszoon Poot. Officieel waren rederijkersactiviteiten sinds 1588 binnen de gehele jurisdictie van het Hof van Holland verboden. Lokale bestuurders negeerden nog weleens de richtlijnen van de gewestelijke overheid. Zij stonden dicht bij de mensen en wisten dat de jaarlijkse rederijkersfeesten voor delen van de bevolking belangrijk waren.

De bewoners van de Keenenburg kozen als ambachtsheer- of vrouwe in deze zaak soms de zijde van de kerk, maar meestal namen ze het op voor de rederijkers.



Zeventiende-eeuwse opvoering van rederijkers.

In de Classicale Acta van de classis van Delft en Delfland staat bij 6 juli 1598, dat er in Schipluiden nog geen rederijkersspelen (-wedstrijden) waren geweest, maar dat er nu wel één georganiseerd ging worden. Een predikant van Delft en een predikant van Pijnacker werden door de classis afgevaardigd om de heer van Keenenburg, Jacob van Egmond, te verzoeken het spel te verbieden. In 1605 spoorde de classis de heer van Keenenburg opnieuw aan om het optreden van de rederijkers onmogelijk te maken. In 1606 verzocht de classis de heer van Keenenburg de kamers van Maasland en Schipluiden te verbieden. Hij beloofde het spel van de rederijkers niet te zullen gedogen. Prompt kwam er een tegenreactie van de zijde van de rederijkers; zij spanden in 1607 schout Willem Claesz. van Diepen voor hun karretje. Op verzoek van de rederijkers reisde hij tweemaal naar Den Haag om de heer van Keenenburg te vragen de rederijkers tijdens de kermis te laten optreden. Jacob van Egmond sloeg het gesprek hierover echter af, waarna de schout zich tot de baljuw van Delfland wendde. De heer van Keenenburg was hierover erg verontwaardigd. Een echt verbod van de plaatselijke rederijkerskamer is er echter nooit gekomen.

In 1661 was 'Het Rosmareyn' van plan om in Schipluiden een wedstrijd voor een aantal rederijkerskamers te organiseren. Het Hof van Holland liet de schout van Schipluiden weten, dat hij niet mocht toelaten dat er in zijn dorp door 'enige Retorijckers ofte anderen werde gespeelt'. De toenmalige heer van Keenenburg, Otto Frederik van Zevender, trok zich weinig aan van deze waarschuwing. Wanneer de rederijkers niet op het dorp zouden mogen spelen, zou hij ze in zijn huis laten optreden. Een jaar eerder had hij enkele kerkenraadsleden, die om een verbod van de lokale rederijkerskamer kwamen verzoeken, al afgescheept met een loze belofte. Twee jaar later (in 1663) bleek zijn weduwe Anna Ermgart van Raesfelt er ook weinig voor te voelen om in te gaan op de smeekbeden van de kerkenraad om 'dese ongheregelde luyden haer godloose comediantsbedrijff' te verbieden. De rederijkerskamer 'Het Rosmareyn' bleef bestaan en ging zelfs een nieuwe bloeiperiode tegemoet. Herhaaldelijk behaalde de kamer van Schipluiden prijzen op feesten van andere rederijkerskamers. In 1671 trad 'Het Rosmareyn' op als gastheer voor een aantal rederijkerskamers. Op het ruime voorplein van de Keenenburg werden wedstrijden gehouden:

'Men hoorde van haer Komst, de hele wereld roemen,

Soo dat zy nu ter tijdt, hier huysvest in dit pleyn.

By 't Hof van Kenenburgh en 't Edel Roosmareyn.'



Achter- en zijkant van kasteel Keenenburg met links de kerk, E. van der Burgh, 1728.


In 1711 verboden de Staten van Holland in een algemeen plakkaat de rederijkersactiviteiten op zon- en feestdagen. Op 23 juli en 1 november van dat jaar werden in Schipluiden de laatste rederijkersfeesten gehouden.

Auteur: Jacques Moerman van de Historische Vereniging Oud-Schipluiden.