Archief
Het rijke interieur van de Dorpskerk in Schipluiden - foto Jacques Moerman

Het rijke interieur van de Dorpskerk in Schipluiden - foto Jacques Moerman

Streekhistorie: De Gouden eeuw als inspiratie voor vernieuwing

Openingstoespraak door Jacques Moerman (historicus) op 20 juni 2019, bij gelegenheid van de start van een fototentoonstelling in de Dorpskerk van Schipluiden. Hier zijn nog op de laatste zaterdagen van augustus en in het Monumentenweekend (14 en 15 september) foto's van Fleur Halkema te zien van stillevens die een band met de Gouden Eeuw en Midden-Delfland hebben. Nederland staat dit jaar bol van activiteiten die met de Gouden Eeuw te maken hebben. Een van de hoogtepunten in onze omgeving is vanaf het najaar de tentoonstelling over Pieter de Hooch in het Prinsenhof te Delft. Voor het eerst is een overzicht van zijn werk te zien in Nederland. Maar er gebeurt meer! Is de Gouden Eeuw ook in onze streek, in Midden-Delfland, te beleven?

Sporen van de Gouden Eeuw in Midden-Delfland

Kijk in de Dorpskerk van Schipluiden om u heen. Zondag 28 augustus 1616 was er een dorpsbrand, waarbij ook de oude kerk van Schipluiden afbrandde. Dankzij de bemoeienis van Jacob van Egmond, heer van Keenenburg, kon het gebouw reeds in 1619 weer in gebruik worden genomen. Het gehele interieur van de kerk dateert dus vanaf 1619. De Gouden Eeuw is zichtbaar in de kerk. Wat denkt u van de grafzerk van Otto van Egmond, de preekstoel, circa 1620, een voorbeeld van Delfts houtsnijwerk, met renaissance-elementen, let op de korintische zuilen, het koorhek met de wapens van Otto van Zevender en zijn vrouw Besten van Brienen, circa 1627. De dragers van het familiewapen, een olifant en een eenhoorn, symboliseren kracht, verder een schepenbankje uit het midden van de 17e eeuw, waarin de lokale bestuurders zaten, de barokke herenbank (ook vrouwenbank) van het Huis Keenenburg uit 1662. De vruchten symboliseren de welvaart van die tijd.

Ook buiten de kerk zijn sporen uit de bloeitijd van de Gouden Eeuw te beleven. Nog altijd is in Midden-Delfland een aantal boerderijen te bewonderen, die in de periode 1625-1665 zijn gebouwd, zoals boerderij Abbestee uit 1646 in Schipluiden, boerderij Meerzicht in Zouteveen, de Lindenhoeve in 't Woudt uit 1665. Investeerders waren vaak stedelingen, die hun geld belegden in grond en de bebouwing op het platteland. Soms vestigden zij op het boerenwerf een tweede woning. Denk aan de Leeuwenwoning in Maasland, bezit van de Delftse juristen- en artsenfamilie Van 's Gravenzande; de familie bouwde een vleugel aan de boerderij om daar in de zomermaanden te recreëren, dichterbij hebben wij het voorbeeld Hodenpijl. In 1634 kocht de Haagse familie Van Wouw hier een boerderij, waarnaast een buitenplaats werd aangelegd. Het complex is bewaard gebleven. Het is nu de Levende Buitenplaats. Een ander voorbeeld is Sion, waar vanuit een boerderij een van de grootste buitenplaatsen van Zuid-Holland werd aangelegd. De eigenaren kwamen uit Rotterdam, de familie Van Hogendorp. Twee stenen hekpalen herinneren in Sion nog aan de buitenplaats, evenals het koetshuis (uit 1700), dat binnenkort wordt gerestaureerd.

Trekschuit met jaagpaard, Vlaardingse Vaart 2018. Foto Jacques Moerman.

Ook een teken van welvaart is in 1645 de komst van de trekvaartroute Delft-Maassluis, in 1654 verlengd naar Vlaardingen. Zesmaal per dag passeerde een trekschuit van Delft en Maassluis het dorp Schipluiden, tweemaal een trekschuit uit Vlaardingen. De komst van deze routes, waardoor de verse vis sneller naar de stad kon worden afgevoerd, betekende welvaart voor het dorp. Het aantal herbergen groeide in Schipluiden van twee naar vijf. Maasland behield er twee, omdat de trekschuit niet door, maar om dat dorp voer via de Noordvliet/Maassluisse Trekvliet. Belangrijk was ook het personenvervoer op vaste tijden. Via een netwerk van trekschuitroutes was men in de 17e eeuw in ruim drie uur van Delft in Leiden, Amsterdam was in één dag per trekschuit bereikbaar (het jaagpaard liep gemiddeld 7 km per uur). De mooiste herinneringen aan dit tijdperk zijn de jaagpaden in dit gebied, een bron voor inspiratie voor talloze kunstenaars, waaronder de 19e-eeuwse schilder Jongkind. Sinds kort is hij in de vorm van een standbeeld terug in Midden-Delfland, het gebied waar hij in zijn jeugd heeft gelopen.

De adel had belangstelling voor kunst. Dit blijkt uit de schilderijencollectie van de Commandeurshof in Maasland. Hieronder bevond zich een Boerenkermis en een Boerenbruiloft, mogelijk uit de school van Breughel, maar ook een reeks van portretten en religieuze schilderijen. Enkele jaren geleden kocht Museum Prinsenhof in Delft het schilderij 'De droom van Jacob'van de Delftse schilder Cornelis Jacobsz. Delff. Dit schilderij komt ook voor in de schilderijenlijst van kasteel Keenenburg. Twee hoofdpersonen van de Keenenburg droegen de naam Jacob, namelijk Jacob van Egmond en Jacob Frederik van Zevender, mogelijk een reden voor de aankoop van dit historiestuk. Een inboedellijst uit 1535 van de boerderij van Maritgen de Voecht laat zien dat ook boerderijen collecties kunst hadden. In haar boerderij langs de Woudseweg hingen naast schilderijen ('taferelen' zei men toen) borden met de afbeeldingen van Karel V, Maria van Hongarije, Johannes de Doper, Maria Magdalena en de heilige Veronica.

De welvaart van Maritgen hing samen met de verkoop van boter en kaas. De Woudse boter en de Harnaschkazen werden in de 16e eeuw onder meer verhandeld in Brussel en Antwerpen. Je vindt deze aan Midden-Delfland gebonden producten ook terug in de archieven van Vlaamse kloosters, zoals in Brugge en Gent. De internationale zuivelhandel stopte grotendeels toen de Zuidelijke Nederlanden in de Tachtigjarige Oorlog losraakten van het Noorden. De opkomende welvaart in de Noordelijke Nederlanden bood echter voor de boeren ruime compensatie. De bevolking in de steden van Holland groeide enorm door de grote toestroom van vluchtelingen uit met name de Zuidelijke Nederlanden. De ondernemingslust van deze immigranten droeg in belangrijke mate bij aan de bloeitijd van de Gouden Eeuw in de Noordelijke Nederlanden. In de steden was veel vraag naar voedsel. Het gebied van Midden-Delfland, dat vanouds vertrouwd was met de boter- en kaasproductie, kon men deze producten gemakkelijk kwijt aan stedelingen. De bereikbaarheid over water bevorderde de handel. De stad Delft heeft daarvan enorm geprofiteerd.

De buitenplaats Sion en het vroege tuinbouwgebied van de Noordhoorn, Kruikius 1712.

De waterweg was ook belangrijk voor de eerste tuinders in deze regio. Buiten de stadsmuren van Delft ontstonden vanaf het eind van de zestiende eeuw kleine tuinbouwgebiedjes, waaronder langs de Hoornsevaart, het gebied de Noordhoorn bij de opkomende buitenplaats Sion en in Den Hoorn langs de Lookwatering. Naast een variatie aan fruitbomen was er een specialisatie in de teelt van asperges, bessen en aardbeien. Stad en platteland profiteerden van elkaars nabijgelegen aanwezigheid. In deze tijd zien we eenzelfde ontwikkeling. Het gaat dan niet alleen om voedsel, maar ook om de beleving van ruimte. In Midden-Delfland kun je nog ver kijken, en dit behoedt je voor kortzichtigheid.

De groeiende welvaart in de Gouden Eeuw betekende een toenemende belangstelling voor kunst. Het aantal genres nam toe, waaronder het schilderen van stillevens. Stillevens werden in de zeventiende eeuw in groten getale vervaardigd. De schilder gaf de voorwerpen op een stilleven zo echt mogelijk weer. Tevens moest hij zorgen voor een goede compositie, zodat alle voorwerpen tot hun recht kwamen. Ook de lichtval was erg belangrijk. Op pronkstillevens zijn weelderige tafels met luxe voorwerpen als geslepen glazen, porselein en exotische vruchten afgebeeld. Op eenvoudige 'banketjes' en 'ontbijtjes' zien we sobere spijzen, zoals kaas, brood en haring, een combinatie van voedsel, dat nauw met deze streek verbonden was en in de Gouden Eeuw bereikbaar werd voor alle klassen. Iedereen in Nederland at boter en kaas. Deze producten stonden niet alleen als ontbijt op tafel, maar waren ook geliefd als laatste gang van een diner. Als dessert kwamen zij op de tafels van de gegoede burgerij, bijvoorbeeld in de Keenenburg te Schipluiden, geserveerd met noten, fruit, zuidvruchten en suikerwaren, zie de voedselresten uit de beerputten van het kasteel, maar bekijk ook de stillevens uit de Gouden Eeuw in de Nederlandse musea.

Voedselrijkdom uit Midden-Delfland. Foto van Fleur Halkema.

Fotograaf Fleur Halkema heeft zich door het genre van stillevens in de schilderkunst laten inspireren. Zij toont in haar werk de voedselrijkheid van onze streek. De instandhouding van het open landschap van Midden-Delfland hangt nauw samen met de overlevingskansen van de voedselproducenten in het gebied. Het overleven van het poldergebied van Midden-Delfland is ook voor de omringende steden van groot belang. De geschiedenis laat een constante interactie tussen stad en platteland zien. Deze geschiedenis verdient een toekomst. Elk initiatief om de betekenis van deze relatie te onderstrepen is belangrijk. In dit licht kunt u het fotowerk van Fleur Halkema bekijken.

Geniet van haar fraaie stillevens, unieke hedendaagse foto-impressies, geïnspireerd door het werk van 17e-eeuwse Meesters! Met dank aan de initiatiefnemer, Arti Delflandiae, met name Flip van der Eijk, voor het initiatief van deze bijzondere tentoonstelling en de kerkrentmeesters voor de openstelling van deze kerk. Hierdoor hangen de kunstwerken in een passende historische ambiance! Midden-Delfland staat door deze expositie op een aansprekende, kunstzinnige wijze op de kaart! Hiermee is de tentoonstelling 'Stillevens uit Midden-Delfland' in de Dorpskerk van Schipluiden geopend.

Auteur: Jacques Moerman van de Historische Vereniging Oud-Schipluiden