Streekhistorie: De Monsterse rederijkerskamer
Het blazoen van de Monsterse rederijkerskamer De Blauwe Wijngaertrancken heeft jarenlang in de hal van het gemeentehuis aan de Choorstraat gehangen. Na de sluiting van het gemeentehuis in 2017 is dit rederijkersbord onlangs overgebracht naar partycentrum De Noviteit.
Monster heeft net als vele andere plaatsen in de zestiende en de zeventiende eeuw een rederijkerskamer gehad. Rederijkerskamers waren gezelschappen die zich bezighielden met het schrijven en voordragen van toneelstukken, gedichten en liederen. Onderling hielden de rederijkerskamers van tijd tot tijd wedstrijden. De organiserende kamer stuurde dan uitnodigingen rond, vergezeld van een vraag die in dichtvorm moest worden beantwoord.
De eerste keer dat de Monsterse rederijkerskamer wordt genoemd, is in 1546. De Goudse kamer organiseerde in dat jaar een wedstrijd, waar niet minder dan 23 kamers aan deelnamen. Ook de 's-Gravenzandse en de Naaldwijkse kamer waren daar aanwezig.
De Monsterse rederijkers opereerden onder de naam De Blauwe Wijngaertrancken. Hun blazoen of wapenbord heeft de eeuwen overleefd en dateert uit 1685. Daarop staat te lezen dat zij in 1548 tijdens een feest te Dordrecht gedoopt werden. Zij werden bij die gelegenheid officieel toegelaten tot de rijen der erkende kamers. Op het blazoen is een christusfiguur afgebeeld, halfgeknield in een graf en omringd door druivenranken, een verwijzing naar de naam van de kamer. Op een lint wordt het devies van de kamer vermeld: Smaackt sdruifs soetheit.
In de loop der jaren wordt de Monsterse kamer verschillende keren vermeld als deelnemer aan door andere kamers georganiseerde wedstrijden:
-1546 Gouda
-1548 Dordrecht
-1564 Gouda
-1581 's-Gravenhage
-1581 Delft
-1671 Honselersdijk
-1676 Naaldwijk
-1678 Schipluiden
-1680 Vlaardingen
-1705 Schiedam
Opvallend is dat er soms jaren voorbijgaan zonder dat de Monsterse kamer in de archieven opduikt als deelnemer aan een elders georganiseerde wedstrijd. Het is onduidelijk of de frequentie van deelname aan wedstrijden inderdaad laag was of dat simpelweg de archieven zwijgen omdat er geen verslagen zijn overgeleverd.
In 1589 wordt prins Maurits ingehuldigd als ambachtsheer van Monster. Bij die gelegenheid organiseert de Monsterse rederijkerskamer zelf een wedstrijd, waaraan wordt deelgenomen door rederijkerskamers uit onder meer 's-Gravenhage, Haarlem, Gouda en Vlaardingen. Voor zover bekend zijn er geen teksten bewaard gebleven van hetgeen bij deze gelegenheid aan gedichten en toneelspelen ten gehore is gebracht. Wel zijn er in de ambachtsrekeningen diverse betalingen terug te vinden aan onder meer de schilder en de schrijnwerker in verband met de plaatsing van een groot tafereel en twee kleine taferelen. Het gaat hier waarschijnlijk om de plaatsing van de toneelopbouw ten behoeve van de voordrachten van de deelnemende kamers.
In het begin van de zeventiende eeuw woonde in Monster een zekere schipper Jan Dircxzoon Camerman. Vermoedelijk houdt zijn naam een verwijzing in naar zijn activiteiten voor de Monsterse rederijkerskamer. Er is een gevelsteen bewaard gebleven die waarschijnlijk was ingemetseld in de gevel van zijn huis aan de Vaart. De steen bevat de volgende raadselachtige tekst: 'Die mij benijden, en niet en geven, moeten mij lijde en laten leven. Kent u selven. 1613' De tekst kan een verwijzing zijn naar de spanningen die in die tijd bestonden tussen de kerkelijke overheid en de rederijkerskamers. De steen is later in een tuinmuur van het klooster geplaatst en prijkt inmiddels in de gevel van het voormalige pensionaat aan de Havenstraat.
Het ruitvormige blazoen van de Monsterse rederijkerskamer heeft vanaf 1982 in de hal van het Monsterse gemeentehuis aan de Choorstraat gehangen. Daarvoor hing het aan de muur in de voorgangers van dit gemeentehuis. Het is heel goed mogelijk dat het blazoen al vanaf 1740, toen het eerste ambachtshuis aan het Kerkplein werd gebouw, de wand van een openbaar gebouw heeft gesierd.
Het gemeentehuis aan de Choorstraat is sinds de samenvoeging van vijf gemeenten tot de gemeente Westland in gebruik geweest als een van de gemeentekantoren. Het pand is eind 2017 gesloten nadat het nieuwe gemeentehuis van Westland aan de Verdilaan in Naaldwijk gereed was gekomen. De in het gemeentekantoor aanwezige kunst is overgebracht naar het depot van de gemeente in Naaldwijk, met uitzondering van het rederijkersbord en een schilderij uit 1894 van een vissersvrouw van de hand van de Franse schilder René Ravaut. Deze beide kunstwerken zijn overgebracht naar partycentrum De Noviteit aan de Havenstraat. Het schilderij van Ravaut heeft een plaatsje gekregen in de voormalige kloosterkapel, terwijl het rederijkersbord is bevestigd aan de muur van de garderobe van het partycentrum. Het is aan de ene kant goed dat beide kunstwerken in Monster zijn gebleven en niet naar Naaldwijk zijn verhuisd. Aan de andere kant verdient met name het rederijkersbord een betere en veiliger plaats. Een uiterst zeldzaam kunstvoorwerp met een aan het dorp Monster verbonden geschiedenis van bijna 500 jaar verdient een betere plek dan de garderobe van een partycentrum.
Auteur: Leo van den Ende van Werkgroep Oud-Monster
Bronnen:
F.C. van Boheemen en Th.C.J. van der Heijden, De Westlandse Rederijkerskamers in de 16e en 17e eeuw (Amsterdam 1985).
L.J.M. van den Ende, De inhuldiging van Prins Maurits als ambachtsheer van Monster. In: Historisch Jaarboek Westland 1991.
J.G. Endhoven, Op de Vaert, Het pensionaat St. Joseph te Monster en zijn voorgeschiedenis (1997).