'Terecht opgetreden tegen autobedrijf in tuinbouwgebied'
De gemeente Westland mocht handhavend optreden tegen een autobedrijf aan de Lange Kruisweg 84a in Maasdijk. Dat is het oordeel van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State, dat woensdag is gepubliceerd.
In een schuur aan genoemde weg tussen Maasdijk en Maassluis werd al tientallen jaren een autobedrijf gerund. Bij een controle op 16 oktober 2015 is door een toezichthouder van de gemeente geconstateerd dat er sprake was van strijdig gebruik met het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland'. B en W van Westland gingen in maart 2016 over tot het opleggen van een last onder dwangsom.
Het gebruik van het pand en perceel als autobedrijf/autogarage moest worden gestaakt, waaronder begrepen het verwijderen van de op het perceel aanwezige auto's, de aangebrachte verhardingen en de in het pand geplaatste brug en spuitcabine. Het tegen dit besluit ingediende bezwaar werd in maart 2017 door het college van B en W ongegrond verklaard.
Vertrouwensbeginsel
Namens de eigenaren werd gesteld dat handhavend optreden in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Volgens hen hebben B en W van de voormalige gemeente Naaldwijk in juli 1997 het strijdig gebruik ondubbelzinnig gedoogd. Op dat moment was er een nieuw bestemmingsplan ('Buitengebied') in voorbereiding. Het college schreef destijds onder meer : "Het gebruik kan echter op grond van het overgangsrecht worden voortgezet, zodat er voor u feitelijk niets verandert."
Het vervolgens in november 2000 vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Naaldwijk is in 2012 opgevolgd door het nieuwe (en momenteel nog geldende) bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland'.
Na de ongegrondverklaring van hun bezwaar in maart 2017 stapten de eigenaren naar de rechter. Die stelde het bedrijf bij uitspraak van 18 december 2017 in het ongelijk. Daarop volgde het hoger beroep bij het laatste station in de rechtsgang, de Raad van State.
Raad van State
De rechtbank heeft volgens de Raad van State terecht geoordeeld dat het handhavend optreden door de gemeente Westland eind 2016 "niet onevenredig" was. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland' in 2012 is er niet voor gekozen om het strijdige gebruik toe te staan en de eigenaren hebben in die fase feitelijk nagelaten om voortzetting van het gedogen bij de rechter af te dwingen. Het beroep wordt daarom door de Raad van State ongegrond verklaard.