Den Hoorn en Schipluiden in de oorlogsjaren
Den Hoorn was een tuindersdorp dat in 1939, gezien de stijging van de veilingomzet, uit de crisis aan het geraken was. Schipluiden was vooral een boerendorp, met een groot aantal veeteeltbedrijven in de naaste omgeving. Den Hoorn is op 10 mei 1940 flink opgeschrikt door het uitbreken van de oorlog, er waren talloze Duitse vliegbewegingen op Ypenburg en er vielen bommen op het dorp. Een groot Duits vliegtuig maakte een noodlanding bij 't Woudt en aan de Zweth lagen Nederlandse soldaten. In Schipluiden was de oorlog in de eerste dagen na de inval nog weinig zichtbaar. Wel maakten enkele vliegtuigen in het buitengebied noodlandingen.
Na vijf dagen waren de gevechtshandelingen voorbij. Kort erna werd er in Den Hoorn al nagedacht over verzet, er waren banden met de net opgerichte geuzenbeweging in Delft en Vlaardingen. In juni 1940 werden al Duitse telefoonleidingen onklaar gemaakt. Actief was Theo van der Stap. Minder bekend is dat hij hierbij werd geholpen door Louis van Velzen (hij had buskruit leren maken tijdens zijn diensttijd) en Kees Tetteroo (hij mocht als veeverloskundige overal komen en deed het verkennende werk). Tetteroo heeft in zijn dagboek geen letter gewijd aan zijn verzetswerk. Theo van der Stap was trots op zijn illegale werk, hij sprak er openlijk over en werd opgepakt. Op 3 mei 1942 werd hij gefusilleerd in het concentratiekamp Sachsenhausen.

Den Hoorn accepteerde (noodgedwongen) de Duitsers, die hier en daar ingekwartierd waren. Het tuindersdorp was al tientallen jaren afhankelijk van de export naar Duitsland. Gedurende de eerste oorlogsjaren verdubbelden de veilingomzetten. Voor onderduikers was er in de woningen van de veelal grote tuindersgezinnen weinig ruimte. Het dorp lag ook dicht bij de stad.
Ruimte voor onderduikers was er wel in het afgelegen poldergebied van Schipluiden. Het verzet kwam in dit dorp later op gang. Met het schip Nooit volmaakt (het ligt nu bij de Dorpskerk) van schipper Rieksma en later van schipper Koole vertrok in september 1941 een eerste groep Engelandvaarders. Tot deze groep behoorde Cees Waardenburg uit Schipluiden. Hij kreeg in Canada een pilotenopleiding en leidde als navigator vanuit Engeland meer dan 100 bombardementsvluchten naar bezet Duits gebied. Toen hijzelf weer wilde gaan vliegen, is hij bij het maken van een looping boven zijn thuisvliegveld op 30 augustus 1944 in Engeland omgekomen. Theo van der Stap en Cees Waardenburg waren helden, die publiekelijk verzetswerk pleegden. Hun bravoure is helaas hun ondergang geworden. Twee bruggen in de gemeente herinneren sinds enkele jaren aan hun dapperheid.

Het verzet dat in Schipluiden in 1944 opkwam, was minder heldhaftig. Er vonden verkeerde acties plaats, waardoor levens van onschuldige burgers in gevaar kwamen. Dit verzet liet op Bevrijdingsdag burgemeester Van Gent in Scheveningen gevangenzetten. Hij zou tijdens de oorlog te makkelijk Duitse bevelen overgenomen hebben. In werkelijkheid was de burgemeester een held. Als enige niet-NSB-burgemeester in de regio liet hij zijn ambtenaren talloze persoonsbewijzen binnen zijn gemeentehuis vervalsen, waarmee levens zijn gered.
Tot en met de zomer van 1944 was er in beide dorpen voldoende te eten. Daarna moest op initiatief van onder andere pastoor Theissen een regeling getroffen worden om kinderen van arbeiders te laten eten bij gezinnen die voldoende voedsel hadden. De familie Van Vliet aan de Rijksstraatweg deed daar niet aan mee. Daarover werd kwaadgesproken. Na de oorlog werd duidelijk dat zij op hun boerderij joodse onderduikers hadden, vlakbij een zendinstallatie, bemand door Duitse soldaten, die ook wel op het erf van de familie Van Vliet kwamen. Er waren zelfs tijdelijk enige Duitsers ingekwartierd in de boerderij. 's Avonds gingen deze soldaten nog weleens kaarten en jenever drinken bij de kooikersfamilie Siem de Hoop in Zouteveen. Mevrouw De Hoop was Duitse. Ook De Hoop werd direct na de oorlog opgepakt door het Schipluidense verzet. Hij kwam weer snel vrij, toen bleek dat de zolder van zijn kooikerswoning in de laatste oorlogsjaren werd gebruikt als wapendepot van verzetsgroepen uit Schiedam en Vlaardingen. Burgemeester Van Gent, de familie Van Vliet en De Hoop waren stille helden; zij spraken niet over hun verzet.

Ds. De Koning
Tot deze groep behoorden ook ds. De Koning en pastoor Theissen. Zij lieten de besturen van hun kerken onwetend over hun verzetswerk. Het moeten verstandige mannen zijn geweest. Een van de weinige oorlogsvermeldingen van ds. De Koning in het notulenboek van de Gereformeerde Kerk in Schipluiden is de aantekening, dat zijn twee zonen niet aan de Arbeidsdienst in Duitsland zouden deelnemen. De meeste andere opgeroepen jonge mannen uit het dorp gingen wel. De zonen van ds. De Koning moesten dus onderduiken. Het meest terugkerende onderwerp in het notulenboek van de Gereformeerde Kerk was het feit, dat ds. De Koning in 1936 in Delft ging wonen. Zijn vrouw - die in het notulenboek als psychiatrisch patiënt wordt aangeduid - kon niet aarden in Schipluiden. De dominee zelf was geliefd, maar kon niet ingaan op de herhaalde verzoeken van de kerkenraad om terug te keren in Schipluiden. In tegenstelling tot vrijwel al zijn voorgangers en opvolgers werd hij niet binnen vier tot zes jaar benoemd in een andere woonplaats. In 1928 was hij in Schipluiden aangesteld als predikant. Bram van Dorp vertelde de auteur dat De Koning geen goede spreekstem had. Hij was wel zeergeleerd: op 19 oktober 1940 promoveerde hij. Pas toen de huur van zijn woning in Delft werd opgezegd, verhuisde De Koning in de zomer van 1942 met zijn gezin naar Schipluiden, niet naar de pastorie in het dorp zelf, maar naar een woning van de erven van de familie Van Schie aan de Rijksstraatweg. Vanuit dit huis verrichtte hij met zijn zonen verzetswerk. Ze stelden hun woning vanaf hun komst in Schipluiden open voor onderduikers. De Koning verleende onder andere huisvesting aan joodse onderduikers. Toen de rooms-katholieke Jo Langeslag op stel en sprong moest onderduiken - over hem dadelijk meer - nam dr. De Koning hem - voor zijn vertrek naar elders - een nacht in zijn huis.

Op 7 november 1943 wisten twee Amerikaanse vliegeniers zich na een spectaculaire worsteling van hun Duitse bewakers te bevrijden en uit een rijdende trein te springen ter hoogte van Abtswoude. Zij vluchtten door de polder - soms door sloten - naar de boerenwoning van de familie Mostert aan de Vlaardingsekade. Ze troffen het, want Hendrik Mostert hield zich al enige tijd bezig met het verzet. In zijn hooiberg had hij - verborgen onder het hooi - een geheime schuilplaats gemaakt. Hij spoot de vliegeniers, die onder de bagger en het kroos zaten, na hun ontsnapping schoon en verstrekte ze kleding, die niet helemaal paste. De ene vliegenier heette Roy Walker en de andere Alex Leblanc. De familieleden van Mostert verhuisden tijdelijk naar Maassluis, omdat het te gevaarlijk was als de vliegeniers op de boerderij zouden worden gesnapt. De Duitsers controleerden grondig de omgeving en kwamen ook op het erf van de boerderij van Mostert. De hooiberg werd gelukkig niet onderzocht.
Hendrik Mostert vroeg zijn predikant dr. De Koning om raad. Deze had ervaring met het wegsluizen van geallieerde piloten naar Frankrijk. Hij maakte deel uit van een speciaal netwerk voor dit werk en een van zijn zoons was aangesloten bij een knokploeg. Enige dagen later zijn de vliegeniers van de pastorie in Schipluiden naar Den Haag, via Brussel, naar Parijs gereisd, waar ze uiteindelijk gevangen genomen werden. De bedoeling was dat ze naar een geallieerde haven in Zuid-Europa zouden reizen. Onder druk is er door de gevangen genomen vliegeniers gepraat, zodat de vijand het spoor naar Schipluiden in handen kreeg.
Op 17 april 1944 volgde een inval in het huis van ds. De Koning aan de Rijksstraatweg. Op het moment van de inval werd er juist een anti-Duits pamflet in de pastorie gestencild. Ds. De Koning werd met één zoon naar de Scheveningse gevangenis overgebracht. Op 6 juli 1944 verhuisden alle gevangenen uit Scheveningen naar Vught. De Koning werd daar in de barak een van de leidinggevende figuren. Hij zorgde voor rust en sprak troostende woorden. Op 5 augustus volgde een transport naar kamp Amersfoort. Daarna was er een lang transport naar kamp Neuengamme nabij Hamburg in Noord-Duitsland. De predikant deelde het schaarse voedsel met enkele jongeren. Het zware werk verhaastte zijn aftakeling. Hij stierf rond 15 december 1944 in kamp Neuengamme. Pas op 20 augustus 1945 - acht maanden later - kreeg de familie dit via het Rode Kruis te horen. Op 26 augustus 1945 werd er in de Gereformeerde Kerk aan de Singel een gedachtenispreek gehouden. In 1954 kwam er een nieuw Gereformeerd kerkgebouw in Schipluiden. Op voorstel van de kerkenraad werd de straat, waaraan deze kerk is gelegen, Dr. J. de Koninglaan genoemd.

Hendrik Mostert heeft zijn hele leven moeite gehad met het feit, dat hij de twee vliegers naar het huis van ds. De Koning heeft overgebracht. Dit feit kan uiteindelijk tot de dood van de predikant hebben geleid. De twee vliegeniers hebben de oorlog overleefd; zij bezochten later de woning van Mostert. Gedurende zijn leven stond er bij de boer altijd een foto van ds. De Koning op zijn schoorsteen. Als ernaar werd gevraagd zei Mostert: 'Deze man heeft, door te zwijgen, mijn leven gered!'
Pastoor Theissen
Van 1939- 1947 was Heinrich (Hendrik) Theissen pastoor van Schipluiden, met Hodenpijl als standplaats. Ook hem mogen we - net zoals ds. De Koning - een stille oorlogsheld noemen. Of pastoor Theissen op de hoogte was van het verzetswerk van zijn protestantse collega is niet duidelijk, maar vermoedelijk wel. De twee woonden - met slechts drie huizen ertussen - vanaf midden 1942 beiden aan de Rijksstraatweg. Er moet uitwisseling geweest zijn, omdat ze beiden voor onderduikers zorgden. Theissens verzet tegen de Duitse bezetter bleek al in 1940. Hij zette zijn tuin vol met oranje Afrikaantjes om zijn Oranjegezindheid te demonstreren. De Duitsers spraken hem aan over deze ludieke verzetsactie. De pastoor zorgde vanaf 1942 voor het onderbrengen van joodse en andere onderduikers in de regio. Zelf stelde hij zijn eigen huis (de pastorie) open voor onderduikers. Het meest bekend is de joodse onderduikfamilie Gudeweg geworden, die vanaf voorjaar 1943 zeven maanden in de rooms-katholieke pastorie woonde. Dankzij het naoorlogse boek ‘Wie niet weg is wordt gezien' van hun dochter Ida Vos weten we wat meer over deze onderduikperiode. Hieronder volgen een paar passages uit dit boek:
Bij de eerste kennismaking met de pastoor viel het Ida op, 'dat de man een zwarte jurk droeg met een heleboel knoopjes eraan.' De pastoor had een waakhond, die de naam Timmy droeg. Hij lag binnen aan een ketting.
Over het ‘wachtloopplan' schrijft Ida het volgende: 'Om de beurt moesten de leden van de onderduikfamilie voor het raam van de voorkamer staan. Als er iets verdachts werd gezien, moest er op een fluit geblazen worden om de anderen te waarschuwen. Met elkaar, de wachtloper het laatst, moesten we naar de zolder rennen, door het dakraam naar buiten gaan en gaan zitten op een ladder die tegen het schuine dak stond. Iedereen had een eigen plaats op het dak, hoog boven de polder. Om door het raam te kunnen klimmen, stond er dag en nacht op de zolder een ladder klaar. Wie het laatst was, moest deze ladder wegtrappen, anders zagen de moffen dat we uit het raam waren geklommen.'

De komst van een nieuwe kapelaan, die Theissen niet helemaal vertrouwde, deed de pastoor in november 1943 besluiten om elders voor de familie Gudeweg een onderkomen te zoeken. Korte tijd later, op 24 januari 1944, bracht de Sicherheits Polizei onverwachts een bezoek aan de pastorie. Jo Langeslag, die in Schipluiden distributieambtenaar was, was juist op dat moment met bonkaarten onderweg naar pastoor Theissen, die voor de verdere verspreiding van deze kaarten onder onderduikers zou zorgen. Beiden werden verhoord, de pastoor werd direct meegenomen. Begeleid door enkele Duitsers moest Langeslag naar zijn woning in Schipluiden. Hier troffen de Duitsers een ondergedoken jodin aan. Langeslag werd meegenomen naar een cel in het gemeentehuis. De andere dag werd hij overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen, waar Theissen al eerder naar toe was gebracht. De pastoor moest hier een straf van zes maanden uitzitten. Langeslag werd binnen een week tijdelijk vrijgelaten. Hij droeg een besmettelijke longziekte bij zich. Hij zou opnieuw opgepakt worden, als hij niet binnen enkele dagen een aantal adressen met joden zou doorgeven. De man was dat niet van plan, dus moest zijn gezin onderduiken. Na een nacht bij ds. De Koning ondergedoken geweest te zijn, week de familie uit naar Den Haag en vervolgens naar Bovenkarspel, waar de oorlog werd overleefd. Jo Langeslag stierf in 1949 op 46-jarige leeftijd.
Zijn Duitse herkomst zorgde ervoor dat pastoor Theissen na drie maanden - op 20 april, op de verjaardag van Hitler - amnestie kreeg. In een notulenboek van de parochie Schipluiden staat tijdens zijn afwezigheid als enige vermelding, dat hij 'als politiek gevangene in Scheveningen gevangen was gezet'. Zijn vertrek werd direct als een groot gemis ervaren. De naam van de pastoor werd tijdens zijn aanwezigheid overigens gewoon onder de verslagen gezet (in de hoop op een latere ondertekening). Na zijn thuiskomst was zijn eerste daad: Naar de familie Van Vliet lopen, om te vertellen dat hij niets over hun joodse onderduikers had gezegd. Pastoor Theissen was net zoals dominee De Koning een stille held. Hun opofferingsgezindheid en hun gastvrijheid voor vervolgden was groot. Het is goed dat deze mensen blijvend worden herinnerd.

Op 21 april 1983 ontving de familie van Jo Langeslag postuum het Verzetsherdenkingskruis. Pastoor Theissen, die in 1969 overleed, werd in het najaar van 2014 postuum de Yad Vashem onderscheiding toegekend vanwege zijn hulp aan een joods gezin. Dit jaar kreeg hij een herinneringsbord aan de voorgevel van de kerk van Hodenpijl.
De plaatselijk huisarts dr. F.H. Reijnders, die naast dokter ook uitvinder, dichter en musicus was, componeerde uit dank voor de behouden terugkeer van pastoor Theissen een Magnificat, een muziekstuk dat werd uitgevoerd zogenaamd ter ere van zijn 25-jarig priesterjubileum. Het stuk is daarna ook nog enkele keren ten gehore gebracht, maar dat is al lang geleden. Voor een grotendeels nieuw publiek - en ook voor enige naaste familieleden van de dokter - werd dit unieke muziekstuk van dr. Reijnders op 10 juli 2024 in de Dorpskerk van Schipluiden door Zangvereniging Vivace opnieuw uitgevoerd.
Auteur: Jacques Moerman, historicus, namens de Historische Vereniging in Oud-Schipluiden