Archief

Nieuw licht op geschiedenis Timmerwerf

De Timmerwerf in De Lier is sinds 1642 zonder onderbreking tot 1995 in gebruik geweest. De geschiedenis van de bebouwing gaat nog verder terug. Voor het gebruik als timmerwerf woonde een van de priesters van de Domkerk op deze plek.

De eeuwenoude geschiedenis van de Timmerwerf was het onderwerp van een lezing van Jan den Hoed ter gelegenheid van de presentatie van het Historisch Jaarboek 2022 van het Genootschap Oud Westland. Op zaterdag 3 september werd in de Lierse Domkerk het eerste exemplaar van het jaarboek overhandigd aan wethouder Barend Rombout van cultuur.

Overhandiging Jaarboek aan wethouder Barend Rombout (r). Genootschap Oud Westland

Leien huis

Jan den Hoed sprak tijdens zijn lezing over de talloze vondsten, die na de overdracht aan het museum een nieuw licht hebben geworpen op de werkplaats. Het begon al in 1997 met graafwerkzaamheden voor de riolering toen op 80 centimeter diepte een heel pakket leisteen werd aangetroffen. Het was een zichtbaar bewijs voor de aanwezigheid van het zogenoemde leien huis op de plaats van de huidige timmerwerkplaats. Het leien huis was het woonhuis van de priester van de kerk.

Bij de bouw van de timmerwerf in de 17de eeuw zijn ook de fundering en delen van de muur intact gebleven. Het was echter moeilijk onderzoek te doen omdat in dat geval een grote werkbank en een betonnen vloer zouden moeten worden verwijderd. Twee jaar geleden boden twee professoren uit Delft uitkomst. Zij hadden in Italië al ervaring met grondradar opgedaan en reageerden enthousiast om de bodem onder de timmerwerf te onderzoeken. De beelden onder de vloer toonden inderdaad sporen van bebouwing maar waren niet altijd even duidelijk.

Watermolens

Uit literatuur bleek dat een timmerman uit Lisse het onderhoud aan achttien watermolens in de directe omgeving deed. Dat maakte het interessant om te onderzoeken of de Timmerwerf ook werkzaamheden aan molens heeft verricht. De laatste timmerman in De Lier, Kees Koene heeft geen administratie overgedragen waaruit de link tussen de vele molens rond De Lier en de timmerwerf op papier is aangetoond.

Dat veranderde echter door onderzoek in het archief van het polderbestuur, dat de oude administratie bewaard heeft. Uit de boekhouding blijkt dat iedere twaalf jaar onderdelen zoals de staven van de molenschijf van de Groeneveldse molen werden vervangen. Aangezien een molenstaaf het dagloon van een timmerman kostte en dus erg duur was, werd deze vier keer hergebruikt door hem te keren. Iedere molen had zijn eigen mallen om staven van te maken. Van deze mallen zijn er diverse in de werkplaats teruggevonden.

De inhoud van het rijk geïllustreerde Historisch Jaarboek 2022 is gevarieerd. Het openingsartikel is van de hand van Ton van Zeijl over de jeugdcultuur in Kwintsheul. In 1962 startte in de veiling aan de Bovendijk jeugdsoos Vivax waarna al snel Beatgroepen optraden zoals Group 1850 met psychedelische muziek. Voor de entree was het voldoende om de blauwe lidmaatschapskaart met parochiestempel te tonen. In 1971 zorgde Kwintsheul voor landelijk nieuws door een verkiezingsavond met de ministers Veringa, Nelissen, Schmeltzer en Luns, allen KVP, te organiseren. Het geheel stond onder leiding van Ad Langebent.

Thuisfront Indië

Adri van Vliet verdiepte zich in het 'thuisfront' van de honderden Westlandse jongens, die van 1946 tot 1950 in het toenmalige Nederlandse Indië dienden. Minder bekend is dat 25 militairen in Indië sneuvelden of bezweken aan hun opgelopen verwondingen. Vanuit het thuisfront werden kerstpakketten, boeken tijdschriften, films, radio’s en grammofoons naar Indië gestuurd. Een avond in de bloemenveiling met 3.000 bezoekers bracht geld op voor een kantinewagen. Zelf mochten de soldaten brieven van maximaal een A4 naar huis sturen. Door zelfcensuur werd er nooit bericht over de gruwelijkheden van de oorlog. Bij thuiskomst was er niemand geïnteresseerd in het verhaal van de teruggekeerde militairen.

Ontvangst Indiëveteranen 1994 in hal Raadszaal Monster

Pieter van der Brugge schrijft over de tuinderspaden in het Westland waarvan er veel door de schaalvergroting in de tuinbouw de laatste tientallen jaren hebben moeten wijken. De auteur is nog tot 27 tuinderspaden gekomen, die deels behouden zijn gebleven. De lengte varieert tussen de 30 en 350 meter. Een van de oudste en bekende tuinderspaden loopt langs het water bij druivenkwekerij Sonnehoeck.

Turfwinning

De bijdrage van Jaap van Duijn gaat over een minder bekend aspect van het Westland: het afgraven van veengronden voor turfwinning. Door de afgraving in de tweede helft van de 18de eeuw ontstonden de Oud en Nieuw Wateringseveldse Polders, die onder water kwamen te staan. In 1848 en 1849 zijn ze weer drooggemalen om ze voor de akkerbouw gereed te maken. De polders met een diepte tot -4 meter NAP behoren tot de laagste stukjes van het Westland.

Diverse auteurs beschrijven voor de destijds zelfstandige gemeenten van het Westland de geschiedenis van de oudste raadhuizen. De streek Westland wordt ruim opgevat. Dat betekent dat ook aandacht wordt besteed aan de raadhuizen in Loosduinen, Den Hoorn, Schipluiden en Maasland. Wil Bol bespreekt in de archeologische kroniek de resultaten van de opgravingen op Molenslag in Monster, De Kreken in Poeldijk en De Gouw tussen Poeldijk en Kwintsheul. Op Molenslag zijn sporen uit de ijzertijd opgegraven en in de Kreken en de Gouw uit de Romeinse tijd. Een bibliografie van verschenen publicaties in het Westland in 2021 en het jaarverslag van het Genootschap Oud-Westland maken het jaarverslag compleet.

Het jaarboek is voor 14,95 euro te koop in de boekhandel, in het Westlands Museum en via de website van het Genootschap Oud Westland.

Auteur: Frank de Klerk, Genootschap Oud Westland