Streekhistorie: De laatste reis van het ss Prinses Juliana
Het verhaal van de 1e compagnie van het 2e bataljon van het 40e Regiment Infanterie.
De 1e compagnie van het 2e bataljon van het 40e Regiment Infanterie (1-II-40-RI) was vanaf het begin van de mobilisatie in 1939 gelegerd in Zeeuws Vlaanderen, in het rustige dorpje Groede enkele kilometers ten westen van het stadje Breskens.
Het 2e bataljon stond onder commando van kapitein Van Zoest. Op 8 mei 1940 werden de soldaten in staat van alarm gebracht en werden zij belast met de bewaking van de Westerschelde oever. Op de ochtend van de 10e mei 1940 werden de soldaten omstreeks 04.00 uur gewekt met de kreet: "Jongens, het is oorlog" Kort daarna vlogen er drie vijandelijke vliegtuigen over. Sommige soldaten schoten erop met hun geweren.
Kort na het uitbreken van de oorlog trokken Franse troepen vanuit het zuiden Zeeuws-Vlaanderen binnen. Een aantal eenheden stak, met de veerboten via Breskens naar Vlissingen, de Westerschelde over en namen op Walcheren posities in.
Op 11 mei 1940 kregen de soldaten van 1-II-40-RI opdracht op te breken en naar Breskens te marcheren. Zij moesten, zeer tegen de zin van vice Admiraal Van der Stad, bevelhebber Zeeland, naar IJmuiden om daar de troepen te versterken. Te Breskens gekomen gingen de soldaten aan boord van de veerpont naar Vlissingen. In Vlissingen aangekomen marcheerde men naar de haven waar de veerboot ss. Prinses Juliana van de Maatschappij Zeeland lag. Boven Walcheren vonden die dag diverse luchtgevechten plaats tussen Duitse en Franse gevechtsvliegtuigen. De Franse jagers beschermden de Franse militairen welke oprukten naar Vlissingen en Middelburg. Ook het vliegveld bij Vlissingen werd aangevallen door Duitse Heinkel bommenwerpers en Messerschmitt 109 jagers. Het vliegveld werd verdedigd door middel van luchtafweergeschut.
In de haven aangekomen gingen de manschappen en officieren van de 1e compagnie, ongeveer 200 man, onder chaotische toestanden, samen met hun paarden en materieel aan boord van het ss. Prinses Juliana. Aan boord gekomen stelde men de mitrailleurs aan dek op, het schip had geen eigen bewapening. Kort na het inschepen werd het schip aangevallen door Duitse vliegtuigen en er viel een vliegtuigbom ongeveer 10 meter naast het schip in het water. Een aantal soldaten raakte doorweekt van het opspattende water en een complete moddergolf sloeg over het dek. De manschappen riepen dat het menens was en begonnen het schip weer te verlaten. Een groot deel van deze soldaten waren boerenjongens die voor het eerst zo ver van huis waren en nog nooit een zeereis hadden gemaakt.
Kapitein Van Zoest beval de mannen weer aan boord te gaan. Dit deden ze toen er een detachement marinetroepen (ongeveer 80 man) o.l.v. reserve 1e luitenant der mariniers Pronk aan boord gingen. Deze marinetroepen zouden ook meegaan naar IJmuiden.
Nadat alles was ingescheept vertrok de Prinses Juliana uit de haven van Vlissingen en voer via de Scheldemonding richting Noordzee. Het schip had geen escorte van oorlogsschepen en slechts enkele lichte mitrailleurs als bewapening. Onder de Belgische kust ging men voor anker. Op zondag 12 mei 1940 (1e Pinksterdag) haalde het schip in de vroege ochtend uren, omstreeks 03.30 uur, het anker op en voer langs de kust naar het noorden, bestemming IJmuiden. Om 08.30 uur was er een luchtaanval van Duitse vliegtuigen op het schip. Er ontstond echter geen schade. Omstreeks 10.30 uur voer het schip ongeveer op 6 mijl dwars van Hoek van Holland toen het opnieuw werd aangevallen. Er naderden een formatie van negen Duitse bommenwerpers. Drie toestellen zwenkten naar het westen en drie naar het oosten. De overige drie Junkers Ju88 bommenwerpers vielen het schip aan, wierpen bommen af en beschoten het schip met hun boordmitrailleurs. De mitrailleurkogels sloegen in op het dek en in de dekhuizen. De bommen welke nabij het schip in het water vielen veroorzaakten waterfonteinen welke over dek sloegen. Vanaf het schip probeerde men met de mitrailleurs en geweren op de Duitse vliegtuigen te schieten. Er vielen geen doden of gewonden.
Het ss. Prinses Juliana II na de luchtaanval, met gestreken sloepen.
Plotseling werd de Prinses Juliana aan de achterzijde geraakt door de explosie van een vliegtuigbom welke vlak naast het schip in het water viel. Door de explosie ontstond een gat van een halve meter en raakte het stuurgerei onklaar. Het schip maakte slagzij over bakboord en richtte zich niet meer op. Kapitein J.P. Nonhebel gaf opdracht om het schip te verlaten en de soldaten renden naar de sloependekken. Men streek de sloepen en gooide vlotten in zee. Een aantal opvarenden sprong vanaf het schip in zee. Ondertussen waren de Duitse vliegtuigen gedraaid en ondernamen opnieuw een duikaanval op de Prinses Juliana terwijl ze het schip en de sloepen in zee beschoten met hun boordmitrailleurs. Het was een chaos rond de veerboot. Er lagen zeven sloepen en diverse vlotten vol met mensen in het water en er zwommen mensen rond. Rondom het schip was het lawaai van jankende vliegtuigmotoren, gierende en exploderende bommen en exploderende granaten. De Duitse vliegtuigen braken echter plotseling hun aanval af omdat er vier Britse torpedojagers uit de richting Hoek van Holland verschenen. Deze schepen schoten met hun luchtdoelgeschut op de vliegtuigen, waardoor deze gedwongen waren om hoger te gaan vliegen. Hierdoor had hun aanval geen effect meer waarna zij verdwenen.
Paarden van de infanterie aan dek. Reddingsactie soldaten infanterie.
De Britse torpedojager HMS. Wild Swan, het bewakingsvaartuig BV 43, een loodsboot en enkele vissersschepen namen alle opvarenden van de Prinses Juliana aan boord. De soldaten moesten echter hun wapens en uitrusting achterlaten. Het was een wonder dat er bijna geen slachtoffers vielen. Het enige slachtoffer was een bemanningslid, J. Looise, een stoker. Hij stierf aan een hartaanval en werd te Hoek van Holland begraven.
De manschappen van de 1e compagnie van het 2e bataljon van het 40e Regiment Infanterie en de mariniers werden aan wal gebracht in Hoek van Holland en opgenomen in het Fort aan den Hoek van Holland. Deze manschappen waren zodanig over hun toeren dat zij niet meer direct konden worden ingezet. Nadat de soldaten van de 1e compagnie in het fort van schone, droge kleding en een aantal wapens waren voorzien werden zij in de fruitloods aan de Harwichkade ondergebracht. Zij werden ingeschakeld bij het vervoer van munitie, het maken van loopgraven, wachtdiensten en dergelijke. Deze soldaten zouden IJmuiden niet meer bereiken. De directe omgeving van de fruitloods werd gedurende deze dagen regelmatig door Duitse vliegtuigen onder vuur genomen en gebombardeerd. De diverse stukken luchtdoelgeschut en het luchtafweer geschut van de Britse torpedojagers te Hoek van Holland beschoten deze vliegtuigen, terwijl er ook enkele luchtgevechten plaats vonden met Britse jagers.
De manschappen van het marine detachement werden voor de helft van andere geweren voorzien en werden samen met 40 manschappen van het fort naar het eiland Rozenburg gezonden. Daar waren ook Duitse soldaten geland.
Reserve luitenant Pronk probeerde met hulp van een aantal van zijn mannen met een logger en de reddingboot de gestrande veerboot te bereiken om uitrustingstukken en wapens van boord te halen. Hij werd echter regelmatig onder vuur genomen door overvliegende Duitse vliegtuigen. Hierop besloot hij 's-nachts opnieuw een poging te ondernemen. In de nacht bleek echter niemand aanwezig te zijn om de reddingboot te varen, waarop Pronk het met de logger probeerde. Door een stevige zeegang en de ondiepten bij het wrak voor de logger lukte het niet om de goederen van boord te halen.
Na de capitulatie van het Nederlandse leger op 14 mei 1940, onder druk van het bombardement op de stad Rotterdam en onder dreiging van bombardementen op andere Nederlandse steden, trokken de Duitse troepen op 16 mei Hoek van Holland binnen. De Nederlandse militairen werden krijgsgevangenen en moesten op last van de bezetter op 17 mei naar Den Haag marcheren waar zij in een school aan de Wouwermanstraat werden gedemobiliseerd en naar huis mochten.
Het gebroken wrak van de Prinses Juliana II op de zandbank.
De verlaten Prinses Juliana werd door de stroming en de wind in de richting van de kust gedrukt en door twee sleepboten schuin voor strandpaal 117 (51.59.53 NB en 04.06.38 OL) op de zandbanken gezet, terecht waar het schip in tweeën brak.
Tijdens de oorlogsjaren werd tijdens oefeningen het wrak als schietschijf gebruikt door het 15 cm geschut van de Duitse kustartillerie te Hoek van Holland. Ook de Duitse schnelboten gebruikten tijdens hun oefeningen het wrak als aanvalsdoel. Het wrak zakte langzaam weg in het zand en ligt, aangegeven door een wrakboei, nog steeds op dezelfde plaats. Door het opspuiten van het Hoekse strand kwam het wrak wel dichter bij de kust te liggen.
Het stoomschip PRINSES JULIANA II werd in 1920 bij de Kon. Mij. De Schelde te Vlissingen gebouwd voor de Maatschappij Zeeland te Vlissingen. Op 15 augustus 1920 maakte zij haar eerste reis van Vlissingen naar Folkestone in de nachtdienst. Op 13 juli 1922 ging het schip over op de dagdienst naar Folkestone. Later ging het schip op de route Vlissingen - Harwich varen. Het schip was 2.908 BRT. groot.
Bronnen:
In het zicht van de Haven, scheepsstrandingen bij Hoek van Holland 1875 - 1940. P. Heijstek en G.R. van Veldhoven. Uitg. De Bataafse Leeuw 1984.
Harwich - Hoek van Holland. 100 jaar veerdienst. Miles Cowsill, Frank Haalmeijer en John Hendy. Uitg. Stena Lijn 1993.
Worsteling om Walcheren, 1939 - 1945. Hen Bollen en Jantien Kuiper-Abee. Uitg. Terra. Zutphen. 1985.
artikel in het blad voor oudgedienden; "Opmaat" , nr. 3. april 1997. geschreven door Arne Zuidhoek.
Diverse verslagen afkomstig uit het archief van de krijgshistorie te Den Haag:
Verslag van Commandant Westfront Vesting Holland over de periode van 10 t/m 14 mei 1940.
Verslag over de krijgsverrichtingen in de positie Hoek van Holland.
Verslag van de Positiecommandant Hoek van Holland, Kapitein Luitenant ter Zee, J. van Leeuwen.
De foto's van het ss. Prinses Juliana II zijn afkomstig uit de collectie van H. van der Lugt.
De foto van het gebroken wrak is een kopie afkomstig uit het fotoarchief van L.L. von Münching.
Auteur: Dirk Ruis, historisch onderzoeker voor de St. Fort a/d Hoek van Holland en het Historisch Genootschap Hoek van Holland.