Archief

Financiële noodkreet voor WOS

De gemeenten Westland, Midden-Delfland en Maassluis wijzen de Tweede Kamer op de slechte financiële situatie van streekomroep WOS. Een situatie die is ontstaan door nalatigheid en herhaald uitstel van de toetreding tot het landelijk bestel.

De gemeenten sturen die brief in aanloop naar een commissiedebat over regionale-, lokale- en streekomroepen. Bij de toetreding tot het landelijke bestel krijgt een streekomroep jaarlijks een rijksbijdrage van 500.000 euro. De professionalisering van de WOS is inmiddels volledig gerealiseerd, terwijl het Rijk slechts de helft (250.000 euro) van de eerder toegezegde middelen heeft bijgedragen.

Het gevolg is dat Westland, Midden-Delfland en Maassluis (waar de WOS streekomroep voor is) de afgelopen jaren aanzienlijke financiële steun hebben moeten verlenen om de WOS overeind te houden. De WOS heeft opnieuw een beroep op de gemeenten moeten doen om aan haar verplichtingen te kunnen voldoen. Vanwege financiële beperkingen bij gemeenten is er geen structurele dekking beschikbaar om het financiële tekort van 250.000 euro te blijven aanvullen.

Uitstel

De oorspronkelijke planning voor de toetreding van de WOS tot het landelijke bestel was 2023. Door de lange kabinetsformatie in 2021 is het moment waarop lokale publieke omroepen kunnen toetreden tot het landelijke bestel verschoven naar 2025. Vanwege de val van het kabinet dreigt de toetreding wederom vertraging op te lopen. In een landelijk overleg met streekomroepen heeft de WOS vernomen dat de toetreding tot het landelijke bestel op zijn vroegst pas in 2026 zal kunnen plaatsvinden. Dit betekent een nog langere periode waarin de gemeenten financieel moeten bijdragen, terwijl de financiën van de gemeenten al krap zijn.

Belofte maakt schuld

De drie gemeenten verzoeken het Rijk om zich aan haar afspraak te houden en vanaf 2023 de volledig toegezegde dekking aan de regionale omroepen te voldoen, aangezien het in de huidige financiële situatie van veel gemeenten niet realistisch is te verwachten dat zij extra financiële middelen kunnen vrijmaken voor het in stand houden van lokale omroepen tot het onzekere moment van toetreding tot het landelijke bestel mogelijk is.