Archief

Streekhistorie: Tyfusepidemie in Maassluis

Besmettelijke ziektes met een epidemisch karakter zijn van alle tijden.

Met de uitbraken van Mexicaanse griep, Vogelgriep en Q-koorts dachten we dat we wel wat gewend waren. Maar de uitbraak van Corona en de maatschappelijke gevolgen daarvan heeft ons enige nederigheid bijgebracht. We zien in Maassluis overeenkomsten met de tyfusepidemie van 1865.

Kermis afgelast
Hoewel de tyfus Maassluis meerdere malen heeft getroffen is vooral de epidemie van 1865 het meest nauwkeurig beschreven. Al sinds oktober 1864 heerste er in Maassluis een tyfusepidemie en in de opvolgende strenge winter bereikte deze ziekte in de februari en maart 1865 een hoogtepunt. Op 4 juni 1865 besloot de gemeenteraad om "tengevolge van de nog heersende tyfusepidemie dit jaar de gewone kermis of jaarmarkt niet te doen plaats hebben".

Doktoren bezweken
Enkele artsen in Maassluis overleden ook ten gevolge van deze ziekte. Daaronder was dr. Knappert die door de tyfus werd aangetast en eraan bezweek. Dr. Kaiser, die zich daarop in Maassluis vestigde, werd later bijgestaan door de assistent Verbrugge. Kort daarop moest ook dr. Kaiser het veld ruimen omdat hij was besmet. Verbrugge bleef alleen de praktijk waarnemen, doch op 1 april 1865 moest hij het opgeven. Hij kwam met koorts bij zijn ouders in Leiden en spoedig openbaarden zich bij hem de tekenen van tyfus. Er waren toen ongeveer 130 zieken in Maassluis die zonder geneeskundige hulp zaten, waaronder een twintigtal tyfuslijders. Op verzoek van Verbrugge kwam ene Herman Simons uit Benthuizen naar Maassluis om als arts-assistent te helpen. En hoewel hijzelf ook ziek werd, bleef hij in staat de praktijk te runnen. Hij gebruikte zijn bevindingen die hij als waarnemer had gedaan om over de ziekte te Maassluis te promoveren tot Doctor in de Geneeskunde in 1866.

Veel mensen en slecht geventileerde ruimten
Zijn eerste bevindingen betreffen de mogelijke oorzaken van de ziekte. "Er bestaat een eigenaardige stof, miasma, (wier wezen en oorsprong tot dusver geheel onbekend zijn), die zich over een bepaalde plaats uitbreidt en aanleiding geeft tot het ontstaan van een epidemie. Overdracht vindt plaats door de uitwasemingen, slechte vochtige woningen, slechte voeding, onreinheid, grote ophoping van mensen in een enge ruimte." De epidemie bepaalde zich hoofdzakelijk of bijna uitsluitend tot de arme volksklasse en diegenen er met deze in aanraking kwamen.

In de Nieuwstraat waren in de 19e eeuw de woonomstandigheden zo slecht dat epidemieën veel slachtoffers maakten. De (bij)naam Kalestraat zou daarnaar verwijzen.

Overlopende stinksloten
Dr. Simons vervolgt in zijn proefschrift: "De woningen voor de behoeftige stand in de Langestraat, Boonestraat, Kalestraat, het Groeneveld etc. zijn beter dan de kelders onder den Noord- of Zuiddijk, daar zij ten minste nooit onder water lopen. Is het te verwonderen, dat bijna elk van die huizen een soort van broeinest werd voor de tyfus en de hardnekkigheid van die ziekte ten sterkste in de hand werkte? Wat betreft de openbare zindelijkheid, trekt vooral de wijze waarop te Maassluis de afvoer van menselijke excrementen plaats heeft de aandacht. De gehele plaats is namelijk in alle richtingen doorkruist met stinksloten. Dit zijn sloten die blind beginnen en blind eindigen en onder of achter de huizen heenlopen, waarboven de zogenaamde beste kamers hangen waarin de ontlasting direct plaats heeft. In die sloten blijven de fecale stoffen staan totdat zulk een sloot begint over te lopen. Dan wordt zij leeggeschept, waarbij zich natuurlijk een verpestende stank in den omtrek verspreidt. Enkele van die sloten zijn in blinde riolen veranderd en van openingen voorzien om ze te kunnen legen. Een blind riool bevindt zich aan de ene zijde van de Kalestraat (de andere zijde is nog stinksloot) en een dergelijke opening bevindt zich juist achter het huis waarin zekere Van der End woont. Die opening nu was niet alleen niet gesloten, doch wat meer is de dunne ontlasting stond in die opening au niveau van den begaanbare grond. Daarenboven bevond er zich achter dat huis nog een mestvaalt! In het huis van Van der End bleef niet één lid der familie onaangetast, evenals in het gehele slop, waarvan dit huis het achterste is."

Pamflet waarop wordt gewaarschuwd tegen het gebruik (drinken) van ongekookt Maaswater als mogelijke veroorzaker van cholera, omstreeks 1890.

De hele familie ziek
De familie Van der End uit de Kalestraat (Nieuwstraat) bestond uit schippersknecht Jacob van der End, zijn vrouw Anna Pilkers en hun kinderen Cornelia (1837), Job (1841), Geertruida (1844), Leendert (1847), Johanna (1850), Willem (1853), Jacoba (1856), en Jakobus (1860). Geen van allen echter blijkt te zijn gestorven in het jaar 1865, dus hoewel aangetast zijn zij geen dodelijk slachtoffer van de tyfus geworden. Een andere vermelding door dokter Simons betreft een dienstbode genaamd Maria van der Ende die, na een bezoek aan haar moeder die met tyfus lag, zelf slachtoffer werd. Tussen 26 april en 15 mei behandelde hij haar en ze herstelde volledig.

Uitgestorven winkelstraat
De herkomst van de bijnaam Kalestraat voor de Nieuwstraat wordt gedacht het gevolg te zijn van de treurige toestand van de straat toen bijna alle huizen ten gevolge van de pest in de jaren 1636-1637 uitgestorven waren. Omdat de naam ten tijde van deze epidemie al gebruikt werd is hij dus niet een gevolg van deze tyfusepidemie.

Bleekwater drinken en zwavelzuur
Voor het behandelen van de patiënten werden door de dokter verschillende benaderingen gevolgd, zoals wassingen met warme azijn (met water verdund) en koude omslagen op het hoofd om de verstopping van het hoofd te bestrijden en als verkoelend en afleidend middel. Maar ook kamfer bewees goede diensten om een patiënt te stimuleren.

Koude begietingen werden door hem niet toegepast, zoals hij schrijft: "Ik geloof niet dat die methode een grote aanwinst voor de therapie kan genoemd worden omdat de werking ervan mij niet zo geheel en al duidelijk voorkomt. Door koude begietingen zal men wel de temperatuur kunnen verlagen, maar de bron van dit kwaad laat het onaangeroerd."

Het proefschrift over de tyfusepidemie in Maassluis.

Om de kwaal zelf te bestrijden gaf hij nogal bijzondere drankjes waaronder verdund acidum sulphuricum (zwavelzuur) waarmee hij een antiseptische werking beoogde. Soms gaf hij de voorkeur aan het aqua chlorata (bleekwater), hoewel dit veel onaangenamer voor de tyfuslijders was en er "niet meer van verwacht kon worden dan van elk ander mineraalzuur". De mening van andere artsen was dat niet al het chloor in de maag in zoutzuur werd omgezet en dat een gedeelte onveranderd in het bloed kwam en antiseptisch zou kunnen werken.

Om herstel te bevorderen gaf hij een extract van kina- of koortsbast, waarvan we nu weten dat het de grondstof van aspirine bevat. Uiteindelijk zijn er Maassluis meer dan 400 mensen besmet met tyfus en overlijden er 94 als gevolg ervan.

Auteur: Ineke Vink van de Historische Vereniging Maassluis