Streekhistorie: 700 jaar Wateringse Molens
Afgelopen zaterdag was het Westlandse molendag, een jaarlijks terugkerend evenement. Een van de bekendste en meest zichtbare molens is die op de hoek van de Heulweg en Dorpskade in Wateringen. Al bijna zevenhonderd jaar heeft het dorp Wateringen een molen die, voor zover bekend, altijd op vrijwel dezelfde plaats heeft gestaan.
De geschiedenis van de korenmolen begint al vroeg. In een archiefstuk uit 1326 moet er al sprake zijn van: Een Molle op den mollecamp. In het verhaal is duidelijk dat het over een molen gaat en de Molenwei. Echter, een Middelnederlands woordenboek geeft als hertaling van 'molle' aan dat dit een mol moet zijn. Terwijl de hertaling van molen 'molne' of 'moelne' of 'melle' staat aangegeven. Dit is duidelijk een schrijffout, met iets fout te noemen moeten we echter oppassen, er was nog geen vaste schrijfwijze, dus men schreef vaak op wat men meende te verstaan.
We nemen aan dat de molen waar hiervan sprake is een Rosmolen was, dus met paardenkracht aangedreven, windkracht was in opmars. Maar hoe oud was deze molen van 1326? Is hij direct na de ontginningen gebouwd of pas later? De korenmolen van Voorschoten wordt genoemd als één van de eerste windmolens door Graaf Willem II gebouwd, maar of Wateringen ook al direct een windmolen kreeg? Er wordt namelijk nergens over een 'wintmoelne' gesproken.
De molen maalt zijn graan tijden lang zonder dat er meldingen zijn van ongemak. In 1561 wordt Jan Adriaensz in de tiende penning genoemd als molenaar op de korenmolen. Hij pacht de molen van graaf Jan van Aremberg, Heer van Wateringen, voor 12 Vlaamse ponden en 12 kapoenen. Tijdens een ruzie op de molenwerf in 1568 wordt Jacob Ariaenszoon gedood door Pieter Gerritszoon. Op doodslag werd normaal de dood door de galg geëist, maar tijdens een ruzie was de straf een stuk milder. De kerk speelde vaak een verzoenende rol.
In 1574 komt de Tachtigjarige Oorlog erg dichtbij: de Spaanse troepen hebben de kerk op het Plein in handen en de Geuzen de molen. De Spanjaarden weten de molen in brand te schieten. Deze wordt herbouwd. De goederen van de graaf van Aremberg, die Spaansgezind was, werden door de Staten van Holland in beslag genomen. Tijdens het Twaalfjarig Bestand in 1612 kreeg hij de molen, een houten Standaardmolen, en al zijn andere goederen weer in beheer. Hij verkocht de molen en zijn verdere Hollandse bezit aan prins Frederik Hendrik. In 1763 wordt in het Register der Ordinaire Verpondingen gesproken over de 'Koornmole van Sijn Hoogheyt'.
Arnoldus van Rhijn is in 1776 molenaar op de korenmolen, waarschijnlijk was hij een familielid van onze Rembrandt van Rijn. Uit een ordonnantie van 1801 blijkt dat ondanks de Franse bezetting de molen nog steeds bezit is van de Domeinen van de Vorst van Nassau. In dit zelfde jaar maakt Denick Patijn, de eerste Wateringse notaris, een kunstwerk van Wateringen. Daarop is de molen duidelijk een Wipkorenmolen.
In 1808 heeft molenaar Pieter Ooijkaas problemen. Hij heeft 1479 zakken graan gemalen in 1807 maar tegen het verbod van het Hof van Holland in waren er 100 zakken op de molen in Schipluiden gemalen, evenals 84 zakken rogge en 350 zakken mesting. In 1812 wordt Huybrecht Persoon tot 'molenmeester' gekozen. Ook in 1812 verscheen in het Dagblad van 's-Gravenhage de mededeling over de verkoop van de Korenmolen met een inzet van 8.300 gulden.
Cornelis Pancras Persoon, de zoon van Huybrecht, laat in 1868/1869 op de molenwerf een nieuw huis bouwen, wat er nog steeds staat. En vervolgens een nieuwe stenen stellingmolen, die de naam "Windlust" kreeg. De notaris, buurman van Cornelis Persoon, vond de molen te hoog. Er zijn verschillende versies van het verhaal, maar de clou is steeds dat de molenaar tegen de notaris zegt: "Ik zal zo hoog bouwen dat ik van de omloop in je schoorsteen kan pissen". Niet netjes, maar wel duidelijk.
Op 14 november 1880 stond de molen in brand. Tijdens de brand blies een sterke zuidenwind een vonkenregen over Wateringen. Met man en macht was men bezig om de door deze vonken veroorzaakte branden te doven. De Pastoor, die van de brand hoorde en poolshoogte kwam nemen, schrok verschrikkelijk bij het zien van de vuurzee en het gevaar dat er dreigde, en zoals het verhaal luidt snelde hij naar de kerk, greep de monstrans en liep met deze, boven zijn hoofd geheven, luid biddend terug naar het Plein en hield de monstrans op de brand gericht. Volgens het verhaal viel de wind op dat ogenblik weg en stak even later weer op maar nu vanuit het noorden en daarmee de vonkenregen van Wateringen weg blazend. Een catastrofe was voorkomen. De molen werd weer herbouwd met gebruik van onder andere onderdelen van de molen de "4 Koggen" uit Medemblik.
Cornelis Nicolaas Bom nam in 1930 de molen over van David Hoek. De molen was niet meer in goede conditie en Bom voert alleen de meest noodzakelijke reparaties uit. Hij installeert een dieselmotor, de dieselolie koste wel 2 cent de liter, maar je was minder van de wind afhankelijk. De Bommen gebruikten de wind steeds minder en de molen kwam meer en meer in verval. In 1947 moesten, wegens het verval, de stelling en de schoren gesloopt worden en tot slot volgden de wieken in 1952. Jarenlang zag Wateringen een wiekenloze molen staan. Kees en Anna Bom verkopen in 1956 de molen aan hun zonen Henk, Wim, Coen en Bert. Later werden Frans en Cees, kleinzoons van Kees, de eigenaars van de het bedrijf "Gebr. Bom" dat in de molen is gevestigd. Op 23 december 1968 werd de molen voor 30.000 gulden verkocht door de Gebroeders Bom aan de Stichting "Vrienden van de Wateringse molen". Oprichters van deze stichting waren de heren P. van Beurden, W. Koster, B. van der Gulik en J. Schijven. De firma P. van Beek deed de restauratie. Onderdelen, als maalstenen en loopwerk, kwamen van de korenmolen uit Rhoon. Op 1 mei 1972 werd de molen opnieuw in bedrijf gesteld. Sindsdien zijn er de vrijwillige molenaars geweest, zoals Kees Franke en George Middendorp, die dit stuk erfgoed bemalen. Officieel iedere zaterdag, maar wij hebben echter de indruk dat er maar weinig dagen zijn dat hij stilstaat.